. Toonneel des menschelikken levens : Of de vernieuwde gulden winkel ; waer in door poëtische, historische, morale, en schriftuurlikke leeringen, den mensche vertoont werdt, hoedanigh hy zijn leven, handel, en wandel, zediglik, eerbaarlik en vermakelik fal overbrengen . van het Vosken: De Wolf {des Voskens vyandt) blies den Koning alles quaetsvan hem in, als hebbende ten hoogJlenCvimenbegaen: het Vosken opt mat ko-mende , hoorde juyfi deze woorden. De Leeu7V f Vosken ziende, worde zeer toor-nig : en hy verzoekende oorlof om tejpreken, zey: Genadighfle Koning, wie vanallen hier tegenwoordig is


. Toonneel des menschelikken levens : Of de vernieuwde gulden winkel ; waer in door poëtische, historische, morale, en schriftuurlikke leeringen, den mensche vertoont werdt, hoedanigh hy zijn leven, handel, en wandel, zediglik, eerbaarlik en vermakelik fal overbrengen . van het Vosken: De Wolf {des Voskens vyandt) blies den Koning alles quaetsvan hem in, als hebbende ten hoogJlenCvimenbegaen: het Vosken opt mat ko-mende , hoorde juyfi deze woorden. De Leeu7V f Vosken ziende, worde zeer toor-nig : en hy verzoekende oorlof om tejpreken, zey: Genadighfle Koning, wie vanallen hier tegenwoordig is uwe Majefieyt zoo vorderlik giweeft als ik \ want ikheb vajl het landomgeloopen, en over algevraegt op dat ik raed tot uw ziektemocht vinden: De Leeuw begeerig om ztjngenezinge te vernemen,zey ^dat hy denraedanhemzouopenharen; doen zey de Vos: Heer Koning \ ghy moet deji Wolfhet vellcvendig afflroopen, en daer mee uw oude borfi bekleeden, dat zalu volko-men genezen. De Leeuw t Vosken geloovende, heeft den Wolf gedood. Doen lachte het looze Vosken, zeggende: zoo mofi hetgaen, op dat de quade raedjlagen oj> desRaed-gevers kop mochten vallen. Een 54 TOO N NE E L EenfchriklikReuze-fwaardthangty aneen zyden draadt^Ge duurig boven t hoeft van V Komngs Pfalm. Iicrtc is in mijn lijf beancxftet, ja het beeft,s Doods mijn gemoed aldus getroffen heeft. Die denflandt des heforgden Rijcx te recht ivilovenvegensneem voor de oogendezez,mrïjkehediedmgevan den TyranDionyfius, en devleyendeDamo-clcs. Want Dionyfius, willende an Damocli betoonen, dat het zo zoet noch ge-lukkig niet was het juk da Scepters te dragen, fielde hem in zijnen KoninglikkenIhroon, met een dreigende fwaert bo^; en zijn hoofd, doen kond hem noch het Ko-ninglik Taleis, noch de Keiferlikke Kroon, noch de Scepter, noch de menichte derTrawanten, noch het lieffelikke Muzijk bewegen dien lajv langer op zijnefchoude-ren te dragen , maer verzocht daervanverlaten en ontjlagen te zijn, walgendevan


Size: 1831px × 1365px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorvondeljoostvanden1, bookdecade1660, booksubjectemblems