. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . r de bereiding van katoen totweefklare garens, ook in vele andere streken inden Archipel in gebruik.(4) Het ontkorrelen van dekapas wal on da heeft soms niet met de gilingan, doch ook wel met de handen of vingers tweede bewerking is het kloppen (nggëblèggi) van het materiaal, waartoe men een vanrotan ijl gevlochten klopper of gëblèg bezigt, (zie fig. 5 en fig. 7.) Dan volgt als derde be-werking — soms 2 a 3 malen achtereen uitgevoerd — het kaarden, het geven van eengelijke richting aan de vezels, waarvoor de kapas tuss
. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . r de bereiding van katoen totweefklare garens, ook in vele andere streken inden Archipel in gebruik.(4) Het ontkorrelen van dekapas wal on da heeft soms niet met de gilingan, doch ook wel met de handen of vingers tweede bewerking is het kloppen (nggëblèggi) van het materiaal, waartoe men een vanrotan ijl gevlochten klopper of gëblèg bezigt, (zie fig. 5 en fig. 7.) Dan volgt als derde be-werking — soms 2 a 3 malen achtereen uitgevoerd — het kaarden, het geven van eengelijke richting aan de vezels, waarvoor de kapas tusschen den duim van de linkerhand eneen in de rechterhand gehouden stuk gekloofde bamboe (pindi) wordt uitgekamd (di pindiof di pëpës) (zie fig. 8). Het kloppen en het kaarden worden niet overal toegepast. Dikwijlsworden deze twee bewerkingen eenvoudig achterwege gelaten. Dan gaat men, na het ng gil ing of ontkorrelen te hebben uitgevoerd, dadelijk over tot hetuitpluizen (moesoni, van woesoe) (5) hetgeen geschiedt met een gespannen boog en een. Fig. Poesoe,ookwelgëndèwapoesoe[ëténg].b = Boesoer, of sëndëng [Soend. pondoh].c = Djëdoel of bedoel of bëtoet [Soend. tjëtik]. (J) Javaansch: woekoe ofklëntëng. (2) Soendaneesch : hinde usan. (3) Jav. nggiling; Soendan.: ngahindeusan. (?*) Ook is het werktuig in Britsch-Indië bekend, waar het door de inboorlingen „churka genoemd wordt.(6) Madoereesch :ngëbbhak; Soend. m ë t ë n g. tokkelaar. (zie fig. 6 en fig. 9). De boog bestaat uit een djatihouten staaf (poesoe ofwoe-soe) () en een koord (boesoer of sëndëng), dat die staaf in spanning tokkelaar of djédoel (ook wel bedoel ofbëtoet geheeten) (2) is een stukje hout (3) -soms met een haakje er aan, — waarmee men op het hoogkoord tokkelt, hetwelk bij de k a p a sgehouden wordt, zoodat tengevolge van de snelle rukjes van het veerkrachtige koord de bijeen-gevlokte katoen lichtelijk uiteengeplozen wordt. Men houdt den boog bij het midden v
Size: 1693px × 1476px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912