. Spiegel van het menselyk bedryf: vertoonende honderd verscheiden ambachten, konstig afgebeeld en met godlyke spreuken en stichtelyke verzen verryke . e- 94 Spiegel van het Genesis II: 8. Ook had de Heere God een hof geplant inEden, tegen t ooften •, en hy ftelde aldaar denmens: dien hy geformeerd had. Mattheus VII: 16,17,18,19,10. Aan hunne vruchten zult gyze kennen. Leeftmen ook een druif van doornen, of vygen van dif-telcn ? Alzo een ider goede boom, brengt goede vruch-ten voort, en een kwaade boom brengt kwaadevruchten voort. Een goede boom kan geen kwaade vruchtenvoortbrengen j noch een


. Spiegel van het menselyk bedryf: vertoonende honderd verscheiden ambachten, konstig afgebeeld en met godlyke spreuken en stichtelyke verzen verryke . e- 94 Spiegel van het Genesis II: 8. Ook had de Heere God een hof geplant inEden, tegen t ooften •, en hy ftelde aldaar denmens: dien hy geformeerd had. Mattheus VII: 16,17,18,19,10. Aan hunne vruchten zult gyze kennen. Leeftmen ook een druif van doornen, of vygen van dif-telcn ? Alzo een ider goede boom, brengt goede vruch-ten voort, en een kwaade boom brengt kwaadevruchten voort. Een goede boom kan geen kwaade vruchtenvoortbrengen j noch een kwaade boom goedevruchten voortbrengen. Een ider boom, die geen goede vrucht voort-brengt, word uitgehouwen,en ïnt vuur geworpen. Zo zult gy dan dezelve aan hunne vruchten ken-nen. Lukas XX III: 43. En Jezus zeide tot hem, Voorwaar zeg ik u,heden zult gy met my in t paradys zyn. Openbaaring II: ooren heeft, die hoore wat de Geeft tot de-gemeeqten zegt. Die overwint, ik zal hem geevente eeten van den boom des levens, die in het mid-den van het paradys Gods is. De MENSELYK BeDRYF. <)<) De HOVENIER. De rechte gaarde Is niet op Het hof is van den mens bemind,Die daar zyn luft en uitvlucht vind; Doch in het fleurtje moet hy fcheiden:Hy is dan welbedacht en wys,Die zaait en plant in t paradys, Daar t leven eeuwig zal $6 S P*I EGEL VAN HET Jezaias XLV: 22. W, end u naar my toe , word behouden , allegy einden der aarde: want ik ben God, en nie-mant meer. Jeremias II: 27. Want zy keeren my den nek toe, en niet hetaangezicht; maar tentyd hunnes kwaads zeggenzy, Staa op en verlos ons. Zacharias I: 3. Daarom zeg tot hen, Alzo zegt de Heereder hcirfchaaren ,( Keert weder tot my, fpreektde H e ere der hcirfchaaren, zo zal ik wedertot ulicden keeren, zegt de Heere der hcir-fchaaren. Maleachi III: 7. Van uwer vaderen dagen af zyt gy afgeweekenvan myne inzettingen, en hebtze niet bewaard:keert weder totmy, en ik zal tot u wederkeeren,zegt de Heere der hcirfch


Size: 1462px × 1710px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., boo, bookauthorluikencaspar16721708, bookauthorluikenjan16491712