. De beginselen van Gods koninkryk in den mensch : uitgedrukt in zinnebeelden . ierd, om zo veel te meer te roepen, en eeuige meerderhoop verkregen hebbende om van iïjn blindheid verlof r teworden, door dien de Heere Jefus belatten , dat men denblinden roepen zou, om die tot Hem te leiden, fijn man-tel konnen daar henen werpen, en tot fijn Helper lopen ,meteen wegrukkende blijdichap, en een gelovige en ern-. ftige begeerte om ziende te worden, Mare. , &c. watbehoorden wy dan niet zeer begerig te zijn om van Hem teverkrijgen, verlichte oven cn^er verft ands, cm te weten weU^ede hof e %y va


. De beginselen van Gods koninkryk in den mensch : uitgedrukt in zinnebeelden . ierd, om zo veel te meer te roepen, en eeuige meerderhoop verkregen hebbende om van iïjn blindheid verlof r teworden, door dien de Heere Jefus belatten , dat men denblinden roepen zou, om die tot Hem te leiden, fijn man-tel konnen daar henen werpen, en tot fijn Helper lopen ,meteen wegrukkende blijdichap, en een gelovige en ern-. ftige begeerte om ziende te worden, Mare. , &c. watbehoorden wy dan niet zeer begerig te zijn om van Hem teverkrijgen, verlichte oven cn^er verft ands, cm te weten weU^ede hof e %y van fijne reeptngc, en welige de rijkdom jgf der heerlijk-heid fijner erjfenijje in de heiligen : en welige de uitnemende groot-heid fijner kracht %y, aan haar die ge/oven, na de werkjn^e derfierste fijner macht. Eph. ,19. Hy zelve make ons daar toe zo begerig, Hy openc onzeogen, Hy brenge ons tot Hem, op dat wy van fijn Lichtdeelachtig worden, en daar in leven met alle heiligen ine wigheid, Amen. K t Wil % 4# De Beglnfelm VAft Gods Kottwkrtfc cWilzonood, in den Diegeftorven is, die is gereebtvaerdigt van de *ondc. Inlirn#y nu met Chriflusgeftorven %ijn, $ogeloven wy , dat wy ookjnetHem gullen leven. Kom. ,8. t>> in den Menfch* 147 De \iele werd onderwz^en, hoe %y den ouden menfch moet affterven ,gelij\aU eenen, die op ern bange ivljze den naturelijken Dood fterft* Stem; Neresfcbooffte, fac. 1 YT/ El fwaar en bitter valt het Scheickn, ** Alwaar natuur de banden floot:Maar allerfwaarft, daar een van beiden Moer einden in de nare hy Bange ftrange vlagen,Die op het Ster*-bedd legt en wroet /En onder t zuchten, duchten, klagen,Valt met fij n noodlot worftlen moet. 3 Hoe rekken, trekken alle pezen!Hoe jaagt de pols! hoc klopt het hert! Het klamnrefweet, en t aaklijk wezen,Zijn tuigen van een doodfche fmert. 4 Hoe hijgt en haalt! hoe hoord m hem (tenen Hoe neêrgeflagcn! hoe verbaal!! Wat gaat er veel ach ! ach? voorhenen.! Eer hy den laatften Adem b


Size: 1472px × 1697px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookiddebeginse, booksubjectemblems, bookyear1689