. Vervolg der leerzaame zinnebeelden ; Spiegel der boetvaardigheid en genade ; en eenige Stichtelyke gezangen . den naam van zoon onwaardig. Ach! laat alleenlyk uw genaè,Die vreemden menigmaal verre op my haar flraalen Ichieten, Dat ik van honger niet vergaa.\ergun my Hechts in t lot te deel en Van uw gcringften huureling. Dat houd ik voor een nooit zal de arbeid my verveelen. Zo wil ik Vaders teer gemoedDoor myne traanen , en m>-n linceken,In medelyden zien te ontltcekcn, Wyl ik met idcr arm een voetOp t dichtll omvang, en houd omvangen, Tot dat hy, in de ziel gewon


. Vervolg der leerzaame zinnebeelden ; Spiegel der boetvaardigheid en genade ; en eenige Stichtelyke gezangen . den naam van zoon onwaardig. Ach! laat alleenlyk uw genaè,Die vreemden menigmaal verre op my haar flraalen Ichieten, Dat ik van honger niet vergaa.\ergun my Hechts in t lot te deel en Van uw gcringften huureling. Dat houd ik voor een nooit zal de arbeid my verveelen. Zo wil ik Vaders teer gemoedDoor myne traanen , en m>-n linceken,In medelyden zien te ontltcekcn, Wyl ik met idcr arm een voetOp t dichtll omvang, en houd omvangen, Tot dat hy, in de ziel gewond. Uit zyncn minnelyken mondDien zoeten trooft my doe erlangen. Welaan, dat s gang. ó Heilloos myne ziel voorheen vermaakte,Zo lang ze in dwaaze lusten blaakte, Daar zo veel droefheid naderhandHet bang geweeten kwam bezwaaren, ó Land, my erger, als een hel, ó Heilloos land, vaar eeuwig haar, en laat u eeuwig vaaren! Vaar •#• Dladz. 41 SpUgil der Boets. enz. IV. P R I N T V E R B E E L D I N G. Behelzende des VADERS redenvoermg en bejluit, als hyzynen ZOOiS! van jerre ziet Lu KAS XV. co. En ah hy no!r verre [ hem] co-ïr, JJ-r^ hem zynVai;r, en ■^jjierd met iiincrlyke ontferminge beweegt : en [t02-J loopendrviel hem om zynen hals, en kuste hem. BOETVAARDIGHEID en GENADE. 41 Vaar wel, affchoiiwlyk ik, een zwyn gelyk voorheenen ,Bewaakte in zo veel treurig weenen. Ik gaa op hoop van beter lot,Als, in verdriet en bitter knaagen. Vergeefs te wenfen om den draf. Weg, lastig pak, weg, vuile ftaf, .Ik heb u lang genoeg gedraagen. Gy hoeft niet meer myn zwakke leenTot eenen ftut en fteun te ftrekken :Myn iver, fteeds door hoop te wekken. Zal uwe plaats genoeg bekleê aan, dat s gang. Ach! Hemel, zegen, Ach! leid my door uw goede hand, Op dat ik in myn VaderhindMyn Vader in genaê bejegen: Geef, geef, na zo veel hertsverdriet, Dat myne hoop haar wens geniet. VIERDE GEZANG. Behelzende des VADERS redenvoering en b e fluit, als hyz


Size: 1776px × 1406px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1700, booksubjectemblems, booksubjectmoraleducation