. De flora van Nederland. Plants. FAiWILIE 17. CYPERACEAE. 427. Scirpus silvaticus Fi". 359. De aartjes vormen een sterk vertakte, vaak zeer los uitgespreide, tot meer dan 3 dM lange speer. Deze draagt verscheiden schutbladen, waar- van het onderste niet opvallend langer is en ook niet den stengel voortzet, zoodat de speer duidelijk eindelings staat. Zij hebben alle denzelfden vorm als de stengelbladen en zijn meest even lang als of korter dan de speer. De aartjes zijn klein (4 niM lang), staan meestal 3-5 bijeen, zij zijn eirond, stomp of iets spits. De kafjes (fig. 359) zijn stomp, niet
. De flora van Nederland. Plants. FAiWILIE 17. CYPERACEAE. 427. Scirpus silvaticus Fi". 359. De aartjes vormen een sterk vertakte, vaak zeer los uitgespreide, tot meer dan 3 dM lange speer. Deze draagt verscheiden schutbladen, waar- van het onderste niet opvallend langer is en ook niet den stengel voortzet, zoodat de speer duidelijk eindelings staat. Zij hebben alle denzelfden vorm als de stengelbladen en zijn meest even lang als of korter dan de speer. De aartjes zijn klein (4 niM lang), staan meestal 3-5 bijeen, zij zijn eirond, stomp of iets spits. De kafjes (fig. 359) zijn stomp, niet uitgerand, langwerpig, zwak ge- kield, stekelpuntig, zwartachtig, doch beneden witachtig met groene kiel. De bloemen hebben 6 rugwaarts ruwe, rechte bloemdekborstels, die even lang zijn als de vrucht, 3 meeldraden en meest 3 stempels. De vrucht (fig. 359) is rond tot iets langwerpig, bijna driekaniig, circa 1 mM lang, geelwit. 4- 6-9 dM. Mei—Juli, soms tot in den Herfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De soort komt in geheel Europa in vochtige weiden en boschjes en aan oevers voor. Zij is bij ons algemeen. S. compressus '; Pers. (Blvsmus-) compréssus Panz). X'lakke bies (fig. 360). Deze plant is grijsgroen en heeft een kruipenden wortelstok. De stengels zijn meest iets slap, rechtopstaand of opstijgend, rondachtig samengedrukt. boven driezijdig en iets ruw, beneden met eenige gewone bladen bezet, die korter dan de stengel zijn. De onderste bladen hebben een bruine tot donker- bruine scheede en een vlakke, meest niet meer dan 4 mM breede, gekielde, aan den rand ruwe, van den voet af geleidelijk versmalde bladschijf. De aartjes vormen een niet meer dan 3 cM lange 2-rijige aar. De schutbladen der onderste aartjes zijn meest niet bladachtig, korter dan de speer of het onderste is veel langer, rechtopstaand . die der bovenste aartjes zijn vaak gekleurd De aartjes staan meest 5-12 bijeen, zijn 8-12-bloemig. Hunne kafjes (fig. 360) zijn langwerpig-lancetvormig, spits. 5-nerv
Size: 1385px × 1804px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants