. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 9. CONIFERAE. — 249 zijn wifivormiji, van voren K^tand, in een lanj^e spits versmald, het vrije deel is terug^e- kromd (zij staan als bij Larix onder de vruchtschubben, duidelijk daarvan afgescheiden (fiR. 157) en steken er buiten uit). De vruchtschubben zijn trapezoïdisch, kort gesteeld, lederachtig, aan den rand verdund. De zaden (fig. I5fi) zijn vrij groot, zij liggen op iedere vruchtschub ten getale van 2 en hebben een blijvenden vleugel, die 2'« maal zoolang is als het zaad, geen harsblaasjes en 4-8 zaadlobben, i^. 25-45 M. Mei. Biologische bijzon


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 9. CONIFERAE. — 249 zijn wifivormiji, van voren K^tand, in een lanj^e spits versmald, het vrije deel is terug^e- kromd (zij staan als bij Larix onder de vruchtschubben, duidelijk daarvan afgescheiden (fiR. 157) en steken er buiten uit). De vruchtschubben zijn trapezoïdisch, kort gesteeld, lederachtig, aan den rand verdund. De zaden (fig. I5fi) zijn vrij groot, zij liggen op iedere vruchtschub ten getale van 2 en hebben een blijvenden vleugel, die 2'« maal zoolang is als het zaad, geen harsblaasjes en 4-8 zaadlobben, i^. 25-45 M. Mei. Biologische bijzonderheden. Deze boom stelt meer eischen aan den bodem dan de grove den. Hij verlangt een meer lossen, meer humusrijken bodem, verder een gematigde temperatuur en een vrij groote hoeveelheid vocht in den dampkring. Hij groeit het liefst op leemhoudende, doch kalkarme gronden. Bij verwonding doet hij hars uitvloeien, dat de wonde van de lucht afsluit. De aromatische geur en de bittere harssmaak der bladen is aan de meeste dieren on- aangenaam , toch worden zij door herten gegeten. Een schimmel. Aecidium elaiinum, veroorzaakt op de zilverspar een heksenbezem, waarbij de takken niet horizontaal staan, als gewoonlijk bij de heksenbezems het geval is, maar vertikaal en daaraan vormen zich de aecidiënsporen. Ook veroorzaakt zij een woekering in de schors, de stam of de takken zwellen op. doch op die plaatsen is nooit fructificatie waargenomen. De wijze, waarop het stuifmeel verspreid wordt, is als bij Pinus. Ook hier staan weer de mannelijke bloemen lager dan de vrouwelijke, zoodat niet alleen het verspreiden van het stuifmeel bij droog weer beteekenis heeft voor dit stof zelf, om het voor bederf te bewaren, maar ook dient om de kans op bestuiving groofer te maken, daar het door den regen mede naar beneden gevoerd wordt. De schubben der vruchtkegels sluiten zich na de bevruchting nauw opeen en openen zich eerst weer, als de zaden rijp zijn. De laatste zijn gevleugeld en worde


Size: 1421px × 1759px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants