. Zederyke zinnebeelden der tonge . Paardevlieg onder dennaam van Rabyllus J: de Dekker in t tweede boekzyner Puntdichten: Uw rym is tandeloos, uw tanden afgejleeten,En niettemin gy baft, als waart gy wel getandt\ Opdat gy ons, Rabyll, die t byten hebt v erge et en ,Ten minflen keffende vertoont uw hondtfehverftandt, D 2 DRON* ft ZINNEBEELDEN DRONKENSCHAP. Solidam non habet illafidern. E ,en fchip, van roer ontbloot, hoe lieflyk en gedwee De winden fchy nen, en de ruftelooze zee Haar ld/Ten aart ontveinft, draait fhdigh heen en weder; Maar ryfi ten hemel op, óf ftort ten afgrondt neder, Tot da


. Zederyke zinnebeelden der tonge . Paardevlieg onder dennaam van Rabyllus J: de Dekker in t tweede boekzyner Puntdichten: Uw rym is tandeloos, uw tanden afgejleeten,En niettemin gy baft, als waart gy wel getandt\ Opdat gy ons, Rabyll, die t byten hebt v erge et en ,Ten minflen keffende vertoont uw hondtfehverftandt, D 2 DRON* ft ZINNEBEELDEN DRONKENSCHAP. Solidam non habet illafidern. E ,en fchip, van roer ontbloot, hoe lieflyk en gedwee De winden fchy nen, en de ruftelooze zee Haar ld/Ten aart ontveinft, draait fhdigh heen en weder; Maar ryfi ten hemel op, óf ftort ten afgrondt neder, Tot dat het op een klip geflingert, bard van een, Wanneer een felle ftórm beftookt de holle zeen. (reden,Zoo dryft een dronkaardts tong, ontbloot van t roer der Ook op een Oceaan van ongebonde zeden, Daar heete gramfchap blaakt, verzeldt van twift en haat, Die haar verzwakte kiel zoo lang beftörmt en flaat, Tdt ze eindlyk op een bank df dille klip gedreeven, (, eneenfehets vans Dronkaardts aart komt /«- der TONG E. n. Infano Bacbi Thyrfus quem perculit oe^ro, Claudicat wgeniumy mensfugit uda mero:Balba natat vox, ejja tremor quatit, excidit amens. Mars fubit, £«ƒ calidis arma virumque canit:Meet exiliunt ad jurgia Centaurêa, Ad centaur êas exiliuntque neces,Omnia rhonchifono tuncfunt ludibria nafo9 Et petitur Mr is qnidquid olympus babet. B: Bauhufius. D3 Hie- \ f4 ZINNEBEELDEN Hieronymus Cardanus verhaalt in zyn tiende boekder ff itsvinnigheden, dat een uitgerukte offe tongeen geheelen dagh zich nógh beweegt, en een kalver-tonge, levendigh uitgefnteden , én in *t water gelegt,meede niet alleenigh zien beweegt, maar befcheidelyk,doch döf en hortende, nógh loeijen zoude: waar me-de wy, t bewys aan Cardanus laatende, bequaamelykt gefnap der Dronkaardts z<uden kunnen vergelyken,wier verftandt , door den wyn verzoopen , geen in-vloeijinge aan de tonge toebrengt, die aldus van de lei-dinge der rede berooft , haare gewoone fpraake ver-Heft-, en evenwel niet


Size: 1594px × 1568px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorfolkemajacob169217, bookdecade1710, booksubjectemblems