. De flora van Nederland. Plants. 300 â RUBIACEAE. FAMILIE 104. rugwaarts gerichte stekels, stomp, stekelpuntig, zij zijn lancetvormig en staan meest in kransen van 8. De bloemen staan in losse, rijkbloemige, eind-en zijstandige pluimen. De bioemkroon is klokvormig met korte buis, 4-spietig, wit. De vrucht is korrelig ruw. 6-12,5 dM. â :^. Juli, Augustus. De plant lijkt wel op Galium Aparine, doch is door de bloeiwijze en de niet borstelig behaarde vrucht gemakkelijk te onderscheiden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant behoort in Oost-Europa thuis en is bij ons alleen aangevoerd gev


. De flora van Nederland. Plants. 300 â RUBIACEAE. FAMILIE 104. rugwaarts gerichte stekels, stomp, stekelpuntig, zij zijn lancetvormig en staan meest in kransen van 8. De bloemen staan in losse, rijkbloemige, eind-en zijstandige pluimen. De bioemkroon is klokvormig met korte buis, 4-spietig, wit. De vrucht is korrelig ruw. 6-12,5 dM. â :^. Juli, Augustus. De plant lijkt wel op Galium Aparine, doch is door de bloeiwijze en de niet borstelig behaarde vrucht gemakkelijk te onderscheiden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant behoort in Oost-Europa thuis en is bij ons alleen aangevoerd gevonden op het Pothoofd bij Asperula Aparine Fig. 369. de rijpheid der vrucht fijnkorrelig trechtervormig, met een buis, die nauwelijks langer is dan de 4-spletige zoom en is van buiten ruw en vaak rood- achtig. De vruchtjes (fig. 370) zijn onbehaard , fijnkorrelig. 5-22 cM. â ^. JuniâSeptember. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Zuid-Europa op droge, dorre plaatsen, vooral op kalkgrond voor. Zij is bij ons bij Zwolle, Katwijk, Velsen, Utrecht en 's-Gravenhage gevonden. A. galioides-0'M. B. (A. glaüca^) Bess.). Walstroo- ru wkruid (fig. 371). Deze blauwgroene plant heeft een vertakten wortelstok en een rechtopstaanden , beneden vaak met niet bloeiende, boven met bloemdragende takken voorzienen stengel, die kaal of beneden behaard is. De bladen zijn lijnvormig, stomp, stekelpuntig, aan den rand naar beneden omge- A. cyranchica'; l. Wit ruwkruid (fig. 370). Deze plant is onbehaard, grasgroen. Zij heeft een dikken, vertakten, meestal schuinen, niet kruipenden wortelstok, waaruit verscheiden teere, liggende doch verder opstijgende, meest sterk vertakte, vierkantige, hoogstens beneden iets behaarde stengels komen. De bladen staan in kransen van 4 (de onderste soms in kransen van 6), zij zijn lijnvormig, spits, stekelpuntig met naar beneden omgerolden rand, glad of iets ruw. De bladen, in wier oksels de bloemen staan, zijn meer lancetvorm


Size: 1237px × 2019px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants