. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 77. ROSACEAE. — 563 bbb. P. fruticósa ') L. Bij dezen heester de plant dus dicht zodenvormend. Stengels vaak wortelend. Bladen handvormig samengesteld. Bloemen in bijschermen. (Zie verder den tekst) I'. verna biz. 567. VVorstelstok dik. weinig vertakt. Bloemen alleenstaand of 2 bijeen aan de schijnas, schijnbaar zijstandig, zeldzamer de stengel van boven pluimvormig vertakt (F. Tormcntilla). Stijlen draadvormig. '«. Schijnas uitlooperachtig liggend, vaak later in de knoopen wortelend. Bladen afgebroken gevind. Bloemen 5-tallig. Vruchtjesglad. Bovenste


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 77. ROSACEAE. — 563 bbb. P. fruticósa ') L. Bij dezen heester de plant dus dicht zodenvormend. Stengels vaak wortelend. Bladen handvormig samengesteld. Bloemen in bijschermen. (Zie verder den tekst) I'. verna biz. 567. VVorstelstok dik. weinig vertakt. Bloemen alleenstaand of 2 bijeen aan de schijnas, schijnbaar zijstandig, zeldzamer de stengel van boven pluimvormig vertakt (F. Tormcntilla). Stijlen draadvormig. '«. Schijnas uitlooperachtig liggend, vaak later in de knoopen wortelend. Bladen afgebroken gevind. Bloemen 5-tallig. Vruchtjesglad. Bovenste steunbladen veelspletig I'. anserlna bIz. 570. P- Bladen 3- of 5-tallig handvormig samengesteld (bij F^. reptans bijna voetvormig). Vruchtjes met knobbeltjes (verg. P. Tormentilla). (tn. Schijnassen liggend, later in de knoopen vaak wortelend. Sten- gelbladen gesteeld. Steunbladen ongedeeld of 2- tot 3-spletig. (ifM. Schijnassen meest zonder bladdragende takken. Bloemen meest 5-tallig P. reptans blz. 569. /5jff/?. Schijnassen naar boven vertakt. Bloemen meest 4-talIig. P. procumbens blz. 569. /?/?. Stengel opstijgend, niet wortelend. Stengelbladen alle 3-tallig zittend. Steunb'aden 3-5-spletig. Bloemen meest 4-tallig. P. Tormentilla blz. 568. Hcesterganzerik (fig. 683). zijn de stengels rechtopstaand of opstijgend met dicht opeenstaande takken, die sterk bebladerd zijn. De jonge takjes zijn rood- bruin, wit aanliggend behaard. De bladen zijn 5-7-taliig gevind (of vindeelig) met ten deele afloopende blaadjes. De blaadjes zijn langwerpig, spits, van onderen zijdeachtig be- haard, van boven groen. De bloemen zijn groot, geel, komen weinig talrijk voor en staan in eindeiingsche bijschermen, die echter arm-, soms zelfs eenbloemig zijn. De bijkelkbiaden zijn even lang als de kelk. De kroonbladen zijn rondachtig, langer dan de kelk. De vruchtjes zijn meest ruw behaard, ij. 6-9 dM. Juni, Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Noord-Europa in bosschen


Size: 1421px × 1757px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants