. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . alfbo ick Koninckben ;En V ander, nu ick mij in t jagen Meefter ken j fa En t Derde voor de moeyce en arbeyd van het fcheyden; Wie t Vierde deel begeert, die moet foo lange beyden,Dat hij t uy t mijne vuyft, en kluy ven mij onttreck,Of plockhayr tegens mij, en fhocre hier nae den beek. „ Let hier op reedlijck volck,met Leeuwen of met Beeren „ In geenen bondt te treen, of wreede Over-Heeren;„ Zij


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . alfbo ick Koninckben ;En V ander, nu ick mij in t jagen Meefter ken j fa En t Derde voor de moeyce en arbeyd van het fcheyden; Wie t Vierde deel begeert, die moet foo lange beyden,Dat hij t uy t mijne vuyft, en kluy ven mij onttreck,Of plockhayr tegens mij, en fhocre hier nae den beek. „ Let hier op reedlijck volck,met Leeuwen of met Beeren „ In geenen bondt te treen, of wreede Over-Heeren;„ Zij fcheyden nae haer zin. De arme wort verdruckt,yj t Gae oock met haer lbo Jt wil, der feilen doen geluckt. „ O Woekenaers ghij fpeelt oock even defe perten : „ Ghij rooft der armen goedt, en maeckt haer droef van„ Neemt pandt en hooge rent, drij dobbel intereft, (herten,„ En toont noch Hechten Ichijn, al waer t ghij van de beft. „ Donnoofle wacht zijn deel,en vint hem heel bedrogen; 3, Vaft ift den Woekenaer in zijnekaeck gevlogen.^,De Leeuw rooft met ge welt, de Wolf dooi valfchefchijn;s, Zoo toont het quaet gelpuys, dat zij baet-foeckers zijn. Ff ij 3t*o Warande ©n Dieren( i. SUlck. een faeck heeft Agejilaus Kóningh in Grieckenland hijmaeckteeen bovenmaten grooten -allarm, alsof hij een on-telbacr heyrk*acht te veld wilde brengen ,.en met;een ongehoorde me-,nighte land ende heden bekrijgen : liet oock alom de trommel flaen omvolck aen te nemen. Als nu de roep groot was-, ende verre hiyde., foo-heeft den Koning Tachns uyt verwondering hem opgemaeckt , en is inGriecken-land getogen., _om dat groote volck te Maer als hij daerquarn , foo is Ageföam met een kleyn veracht krijgshoopken epgetroc-ken : t wekk Tacbus ziende , feyde hij : Den Bergh was fwanger > enheeft een Muysken gebaert. Athenaus. ex. E En fteygerendè Ter^ wiens kruyn dé locht dorft tergen,Uytmunte door haer fteylt èz&iceneefcbe Bergen,Vermat haer ftouten koen, dat ijd


Size: 1714px × 1458px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookidvorstelijckewara82vond, booksubjectemblems