. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . 6, TOE- der LIEFDE J E S U. 15 T O E-Z A N G. WyfreedikenChriftumdengekfuycigitn, 1 24. Toon: Laat krygcn en : ik hoorden dees daagen &c. 1. Wie hangt9er joodeerly^ %eteyftert, geschonden ^Blosoer wig, vol priemen en wenden,Totfmaadbeyd enfehande, aan *t kjuyshout verhetven,Wat beeft hy, wat heeft hy misdrev


. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . 6, TOE- der LIEFDE J E S U. 15 T O E-Z A N G. WyfreedikenChriftumdengekfuycigitn, 1 24. Toon: Laat krygcn en : ik hoorden dees daagen &c. 1. Wie hangt9er joodeerly^ %eteyftert, geschonden ^Blosoer wig, vol priemen en wenden,Totfmaadbeyd enfehande, aan *t kjuyshout verhetven,Wat beeft hy, wat heeft hy misdreven. 2. Dat ijfer bet (lacbtlam, %oo heylxg geboorenTot breeeking, en lejjing van tooren:Synmis daad is liefde, uytvloeyen engeeven7Dat l{p(t hem, dat !{pft hem fin leeven. Kj>ft dat hem fin leeven, die feboonfie van allen,Hoe is by in t lyden vervallen £Of is het uy t liefde, en beylige minnen;Wat %al hy daar meede dan winnenï Wat anders aht leeven der ezuwigenZklenDie droevig in Sonden vervielen,Op dat hy diejchulden verfoeneen boeteZoo druypenfyn handen zn voeten. Jchfefus , beminde, hcogyvaarde, enfeboone, Wk^al u, nvte ^a\ u beloanen ? Uw weldaad die gaat ons vermoogen te boeven, Wy willen upryjen enlounn. Soo H V O N C K E N als de mond Werkt niet om defpyfedie vergaat, maar omdefpyfe diebil ft. tot in bet eeuwige leeven, welke denfoone des men-fchen u %eeven %al>want deefe beeft God den Vaader cap. 6. vers 27. Wfc der LIEFDE J E S U. r$ fcJ^ ben het brood des Leevem. Joh. 6. vers 48. M ,yn Vlees is waarlyk Spys, Myn Bloed is waarlyk Drank;Wie van my eet, zal eeuwig leeven. O Woord, ajs Brood, en Wyn, Van Goddelyken klank,Uyts Vaaders Hert, de Ziel gegeeven. Ja Jeius! Godt, myn lief, Wy hebben t wel gehoort,Het lufl: ons, door een ftaag begeeren, Te fpyfen van dat foet, En vriendelyke woord,Wild gy den lionger fieeds vermeeren *, En doet myn ziel, uyt u, Met Heemels Weefen aan,Op dat fy t beeld der Godtheyd draage, En t vlees, als groov


Size: 1423px × 1756px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1690, booksubjectemblems, booksubjectmysticism, bookyea