. De onwaardige wereld: vertoond in vyftig zinnebeelden, met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . ngen die onmogelyk zyn by de menfchen, zyn mogelykby God. ijl, Romeinen VIII: 1?. <?/z ontfangen den Geeft der dienftbaarheid wederom tot vreeze : maar gy hebtontfangen den Geeft der aanneeminge tot kinderen,door welken wy roepen, Abba, Vader. 1 Timoth: VI: 6,7,8,9. Doch de Godzaligheid is een groot gewin met ver-gènoeginge: Want wy en hebben niets in, de wereld gebragt,het is openbaar dat wy ook niet en konnen iet daar:;m uit draagen. pJffl Maar als wy voed fel en dekfel hebben, wy zuUlen


. De onwaardige wereld: vertoond in vyftig zinnebeelden, met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . ngen die onmogelyk zyn by de menfchen, zyn mogelykby God. ijl, Romeinen VIII: 1?. <?/z ontfangen den Geeft der dienftbaarheid wederom tot vreeze : maar gy hebtontfangen den Geeft der aanneeminge tot kinderen,door welken wy roepen, Abba, Vader. 1 Timoth: VI: 6,7,8,9. Doch de Godzaligheid is een groot gewin met ver-gènoeginge: Want wy en hebben niets in, de wereld gebragt,het is openbaar dat wy ook niet en konnen iet daar:;m uit draagen. pJffl Maar als wy voed fel en dekfel hebben, wy zuUlen daar mede vergenoegt zyn. ^ Doch die ryk willen worden , vallen in verzoe-kinge en [in] den ftrik , en [in] veele dwaaze enfchadelyke begeerlykheden, welke de menfchen doen ,f verzinken in verderf en ondergang. 2, Petrus I: 4. kjf Door welke ons de grootfte en dierbaare beloftengefchonkenzyny opdatgy door dezelve der Godlyke lik natuure deelachtig zoud worden, na datgy ontvloo-den zyt het verderf dat in de wereld is door de be-geerlykheid. K 3 De 144 Dn ONWAARDIGE Verkeerde Genegentheid,. Zy brieden Bajilifcus eijeren uit, en weeven fpn->tte-webben : die van haare eijeren eet, moet /ierven: enals in het Jiukken gedrukt word, daar barji een adderwu Jezaias LIX: <, WERELD. i4f Of Figuur XXXV. Die t werelds Ey neemt uit het ncft,En houd het warm en wel beflooten , Als had hy iets van talderbeft,Dat van de mcnfch mogt zyn genooten: Die broeid de Eiren van een Slang,In zynen boezem opgenomen, Terwyl hy hoopt, dat daar, eerlangEen fchoone Vogel uit zal komen. Maar wift hy hoe t er was gefteld,Zyn hert mogt kloppen van die fchatten, Terwyl het gift allengsjes zweld,Om eindlyk zynen keel te vatten. Zo queekt onkunde zelfs zyn dood ,En meend zich echter wel te quyten, Doch kenden hy daanftaande nood,Hy zouw dat vuile Ey verfmyten. En evenwel, al komt de tyd ,Dat klaarder oogen als de zynen, Hem wyzen water achter leid,Hy houd zich by zyn eigen mynen. K 4 öMenfch! 146


Size: 1574px × 1586px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan16491712, bookdecade1, booksubjectemblembooks