. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . gaet,Soo blijft et al in goeden ftaet. Ick bid u, ziel, al eerje flaept,Maeckt dat fich niemanthier vergaept ,- .Houdt op Voorvallende gekgentheden. 113 Houdt ftaegh u finnen in den toom, Dus ghy, die mijn VcrJofier 2ijt, En hoed ons voor een geylen droom jOf anders acht ick u gebiet,Voor kinder-fpel, of enckel Godt, mijn trooft en eenig heyl,Ick (ie mijn flaep is los en geyl,Mijn droom, en al mijn nacht-gepeys,Is dick


. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . gaet,Soo blijft et al in goeden ftaet. Ick bid u, ziel, al eerje flaept,Maeckt dat fich niemanthier vergaept ,- .Houdt op Voorvallende gekgentheden. 113 Houdt ftaegh u finnen in den toom, Dus ghy, die mijn VcrJofier 2ijt, En hoed ons voor een geylen droom jOf anders acht ick u gebiet,Voor kinder-fpel, of enckel Godt, mijn trooft en eenig heyl,Ick (ie mijn flaep is los en geyl,Mijn droom, en al mijn nacht-gepeys,Is dickmael niet als enckel vleys:Laet doch mijn finnen hooger gaen,Als ghy aen Iacob hebt gedaen,Te weten, na den Hemel toe,Want ick ben daertfche grillen moe. Geeft dat mijn ziel, tot aller eijt,Machfien u macht, en hooghgebiet,Gelijck ghy my gedurigh fiet ,•Op dat ick defen aertfehen drafMach neder leggen in het graf -,Doch ghy verplaetft mijn weerde ziel,Daer niemant oyt in flaep en viel •,Maer daer men geeft volkomen luft,En daer men fondei flapen ruft,Op dat ick u, met reyn gefangk,Betalen mach met vollen danck. XL. Op de afjlagh van de yifcb tot Scbeveningen:. EY fiet! al dit befchubde vee, Drinckt niet als brack en filtigh nat, Heeft tot fijn huys de woeftc zee, Doch wort noyt van het zout gevat; p M aer ii4 Macr blijft foo vers gelijck de vis,Die in de foete beeken is. Voorwaer dit is een wonder ftuck,Wie heeft er immer dit geluck,Dat hy ftaegh in de werejt leeft,En van de werelt niet en heeft. Siet Adam viel, als gantfeh onwijs,Te midden in het Paradijs,En in de geeften quam gebreck,Al was den Hemel haer vertreck. Hoe fal, ö Godt! hoe fal doch hier,Een ydel menfeh, een nietigh dier,Hoe fal hy blijven fonder vleck, Gedachten , Hier onder in den aertfehen dreck. Eylaes! geen vleefch en kan beftaen,Wilt ghy er met te rechten roepen daerom, wel te recht,Wanneer de Duyvel ons bevecht,Ons trooft is u genaed alleen,En fonder die en is er geen. O Godt: ghy w


Size: 1848px × 1351px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorcatsjac, bookcentury1600, bookidhofgedachtendati01cats