. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 39. CRUCIFERAE. — 305. Lepidivun graini&ifoUuin Fis. 364. L graminifólium ') L. Graskers (fig. 364). Uit den penwortel komt een wortelroset van bladen en een rechtopstaande, sterk vertakte stenjiel niet uitj^espreide, dunne takken. De wortelbladen zijn gezaaud tot liervormi}.; vindeeiij,'. .gesteeld, in omtrek langwerpiü; of spatelvormig, onbetiaard. De stengelbiaden zijn lijnvormig, zittend, lichtgroen, onbehaard , gaafrandig. De bloemen zitten in eindelingsche trossen, zij zijn klein «n wit. De keikbladen zijn afstaand, rondachtig, naar den top v


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 39. CRUCIFERAE. — 305. Lepidivun graini&ifoUuin Fis. 364. L graminifólium ') L. Graskers (fig. 364). Uit den penwortel komt een wortelroset van bladen en een rechtopstaande, sterk vertakte stenjiel niet uitj^espreide, dunne takken. De wortelbladen zijn gezaaud tot liervormi}.; vindeeiij,'. .gesteeld, in omtrek langwerpiü; of spatelvormig, onbetiaard. De stengelbiaden zijn lijnvormig, zittend, lichtgroen, onbehaard , gaafrandig. De bloemen zitten in eindelingsche trossen, zij zijn klein «n wit. De keikbladen zijn afstaand, rondachtig, naar den top violet met witten rand, de kroonbladen zijn 2 maal zoo lang ais de keikbladen en hebben een ronde plaat. Meeldraden zijn er 6. De vriichttrossen zijn verlengd, ijl, de vruchtstelen zijn i{-4-maal zoo lang als de schuins uitstaande hauwtjes. Deze zijn klein, eirond, spits, niet uitgerand, noch ge- vleugeld, onbehaard (fig. 364). 4-8 dM. GO of '\. Juni—October. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op onbebouwde, droge plaatsen in Midden- en Zuid-Europa voor en is bij ons alleen op een zandplaat in de Waal «n bij den Hoek van Holland gevonden. L latifólium-} L. Peperkers (fig. 365). Uit den wortelstok komt een ronde, onbehaarde, blauwgroen berijpte, rechtopstaande, naar boven sterk vertakte sten- gel. De benedenste bladen zijn langgesteeld, zeer groot, eirond, stomp, gekarteld-gezaagd, van onderen fijn behaard, de bovenste zijn langwerpig-lancetvormig, kort toegespitst, scherp gezaagd, de eerste nog kortgesteeld, doch de hoogste zittend en tot lijnvormig. De bloemen staan in eind- en okselstandige dichte trossen en zijn klein en wit. De kroon- bladen zijn dubbel zoolang als de vliezig gerande keikbladen. De hauwtjes zijn zeer klein, niet gevleugeld, gekield , zacht behaard (fig. 365). De stijl is zeer kort. De plant is sterk riekend. 3-10 dM. ^. Juni, Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt hier en daar in Europa aan rivieroevers en in vochti


Size: 1413px × 1769px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants