. De flora van Nederland. Plants. Dianthus barbatus Fig. 181. ronde, les bebladerdc, oiibehaardc stengels. De worlelbiaden staan dicht bijeen, zijn lancetvormig of lanijwerpiK, spits, naar den voet versmald en Raan daar over in de scheede, die dit blad met het teticnoverstaande verbindt. Zij zijn alle fijngezaagd en zoodoende scherp. De bloemen zijn rood of purper met witte puntjes, klein, kortiïesteeld, dicht ope.^ntjchoopt aan den stengeitop, om- geven door smal lancetvormige of lijnvormige, spitse, kruid- achtige schutbladen, die tijdens den vollen bloeitijd terug- geslagen zijn en scherp z
. De flora van Nederland. Plants. Dianthus barbatus Fig. 181. ronde, les bebladerdc, oiibehaardc stengels. De worlelbiaden staan dicht bijeen, zijn lancetvormig of lanijwerpiK, spits, naar den voet versmald en Raan daar over in de scheede, die dit blad met het teticnoverstaande verbindt. Zij zijn alle fijngezaagd en zoodoende scherp. De bloemen zijn rood of purper met witte puntjes, klein, kortiïesteeld, dicht ope.^ntjchoopt aan den stengeitop, om- geven door smal lancetvormige of lijnvormige, spitse, kruid- achtige schutbladen, die tijdens den vollen bloeitijd terug- geslagen zijn en scherp zijn door fijne zaagtandjes aan den rand. De kelkschubben zijn eirond, met ruw behaarden rand en loopen in een lange naald uit. De kelk is cyiindrisch, onbehaard met 5 priemvormige tanden. De kroonbladen zijn onbehaard met een getande plaat, die slechts half zoo lang als de nagel is. De doosvrucht is langwerpig (fig. 181). ^. 4,5-6 dM. Juni—Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in hooggelegen bosschen en weiden in Zuid-Europa voor. Bij ons is zij sierplant en op eenige plaatsen verwilderd. Volksnamen. Behalve duizendschoon, brukomsstulen, junkerkes en doevenschölkes, welke laatste 3 bij het geslacht Dianthus reeds vermeld zijn, zijn nog bekend de namen baard- anjer (Salland), boerepronker (Zuid-Holland, Zeeland), lievermannetjes (Noord-Brabant), sissen (Schouwen;, trosvletten (Betuwe) en trosbloemen (Zeeuwsch-Vlaanderen). D. Armèria ') L. Ruige anjelier (fig. 182). Uit den wortel komt (de rechtopgaande, naar boven vertakte, ronde, los met bladen bezette stengel. Deze is beneden verspreid, naar boven dicht, kort en ruw behaard. De bladen zijn lijn-lancetvormig, vooral in de jeugd stijf behaard. Zij staan stijf rechtop en de tegenoverstaande zijn weer ^. >yjïTtif/ aan den voet met elkaar vergroeid. , / De bloemen zijn bleekrood of bleekrose met witte en aan de keel roode puntjes, die samen in de ge- heele bloem een kransje vormen. Zij zijn klein, ko
Size: 1474px × 1694px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants