. De vogels van Guyana (Suriname, Cayenne en Demerara). Birds. l62 COTINGID^. middengedeelte v. d. vlag lichter van tint; vi^it; borst bruinachtig met nogal onduidelijke grijze vlekken evenals de keel; dekv. ond. d. vl. en flanken licht okergeel; snavel donker hoornkleurig, basis lichter van tint; pooten zwartachtig; iris oranjegeel. 9 ? Ongeveer hetzelfde, maar en borstband min of meer olijfgroen. L. , vl. 9, st. 7. Geogr. dist. Eng. Guiana. „De Grijsbruine Geelstuit of Tiran-Kotinga, eng. Graybrown Yellowrump of Tirant-Cotinga, onderscheidt zich evenals de volgende 3 soorte


. De vogels van Guyana (Suriname, Cayenne en Demerara). Birds. l62 COTINGID^. middengedeelte v. d. vlag lichter van tint; vi^it; borst bruinachtig met nogal onduidelijke grijze vlekken evenals de keel; dekv. ond. d. vl. en flanken licht okergeel; snavel donker hoornkleurig, basis lichter van tint; pooten zwartachtig; iris oranjegeel. 9 ? Ongeveer hetzelfde, maar en borstband min of meer olijfgroen. L. , vl. 9, st. 7. Geogr. dist. Eng. Guiana. „De Grijsbruine Geelstuit of Tiran-Kotinga, eng. Graybrown Yellowrump of Tirant-Cotinga, onderscheidt zich evenals de volgende 3 soorten door de gele stuit. Zij zijn tot nu toe slechts bekend uit het binnenland van Demerara en Venezuela. A. brasiliensis, Less. (ƒ dof olijfgroen met eene opmerkelijke roestbruine tint aan de schouder- streek ; vleugels zwartachtig met licht geelbruine randen; stuit helder geel; staart roestbruin; ond. d. wit, min of meer geelachtig van tint aan keel, borst en flanken en met lange, wolkachtig grijze strepen aan keel, borst en buik; snavel zwartachtig, basis v. d. ondersnavel lichter van tint; pooten bruinzwart; iris bruin. ^ Ongeveer hetzelfde, maar de schouderstreek olijfgroen als de overige ; staart dof bruin. L. 19, vl. 9, st. 7. Geogr. dist. Z. O. Brazilië tot Suriname. Lok. dist. Vooral de lagere streken. „De Braziliaansche Geelstuit of Tiran-Kotinga, eng. Brazilian Yellow-rump, fr. Cotinga de Brésil, wordt van de voorgaande soort onderscheiden door olijfgroene bovendeelen, hoewel beide species nauw aan elkander verwant schijnen. „In de kolonie behooren B. G. tot de zeldzame soor- ten en worden doorgaans bij paren in boomen of in het struikgewas op de droge ritsen tusschen de zwampen : ^ waargenomen. Hun geluid klinkt zeer eigenaardig, on- geveer als ko-to-tjien, ko-to- tjien, tjien-tjien. A. b. broedt gedurende het groote droge seizoen in holle boomen of verlaten spechtenholen. De eieren zijn mij Kop eii snavel van Attila Ple


Size: 1794px × 1392px
Photo credit: © Paul Fearn / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1900, booksubjectbirds, bookyear1908