. De flora van Nederland. Plants. Rubus macrostetnoQ Fig. 660. R. Banningii ') Focke. Deze soort is aan R. hedycarpus verwant. Zij heeft groote, voetvormig 5-tallige bladen en van onderen fijndonzige blaad- jes, terwijl het topblaadje kort is toegespitst. De blociwijze is omvangrijk, de assen zijn met enkele kortgesteelde klieren bezet. i>. Juli, Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Westfalen aan randen van struikgewas en in heggen voor. Zij is bij ons nog niet gevonden. R. geniculatus ') Kaltenb. Bij deze soort zijn de blaadjes lang toegespitst. De bloeiwijze is


. De flora van Nederland. Plants. Rubus macrostetnoQ Fig. 660. R. Banningii ') Focke. Deze soort is aan R. hedycarpus verwant. Zij heeft groote, voetvormig 5-tallige bladen en van onderen fijndonzige blaad- jes, terwijl het topblaadje kort is toegespitst. De blociwijze is omvangrijk, de assen zijn met enkele kortgesteelde klieren bezet. i>. Juli, Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Westfalen aan randen van struikgewas en in heggen voor. Zij is bij ons nog niet gevonden. R. geniculatus ') Kaltenb. Bij deze soort zijn de blaadjes lang toegespitst. De bloeiwijze is sterk ontwikkeld, los, dicht met lange, naaldvormige stekels bezet. ij. Juli, Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in heggen en langs boschranden in Noordoostelijk-Frankrijk, België, West-Duitschland voor en is bij ons alleen bij Weert gevonden. R. villicaiilis â ') Köhl. (Fig. 661). Bij deze soort zijn de loten in het midden scherpkantig, naar boven toe zijn zij gegroefd. De blaadjes zijn vrij klein, scherp gezaagd, de jongere vaak van onderen grijs- tot witviltig, het topblaadje is meest breed elHptisch. De bloeiwijze is bezet met sterke, lange stekels, ir. Juli, Augustus. Bij ons komt waarschijnlijk alleen de vorm 5. incarndtus '') Focke voor. Bij deze zijn de blad- stelen gegroefd, de blaadjes fijn en scherp gezaagd, van onderen grijsglanzend en zijn de bloemtakken met priem-lancetvormige stekels bezet. De variëteit glandulósa ') heeft gesteelde klieren aan de loten. Voorkomen in Europa en in Nederland. De ondersoort komt aan boschkanten en in heggen in Noordvvest-Duitschland en in Noord-Frankrijk voor en is ook bij ons vrij vaak aangetroffen. De var. glandulósa is bij Boxmeer Aubus 7illicaulis Fi2. 661. 1) macrostemon = met groote meeldraden. -) Godrónii naar D. A. Godron, professor in plantkunde te Nancy. â¢'-) Naar F. Banning, die vele standplaatsen der Rubi opzocht. ') geniculatus = geknikt. â ') villicaulis = met


Size: 1399px × 1785px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants