. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . -ie. 5 wacht u, dat gy niet door de verleidinge der H E R T E. 5 der groiKvelyke menfchen mee de afgerukt UJorden tiit-valt van tiwe vaftigheid. Maar v:aft op in de Genade en Kennijjeonzes Heer en en Zaligma akers Jezu ChriftLHem zy de Heerlykbeid^ beide nu, en in dendag der Eeu-imgheid. Openb. XVm. vers 17-19. En alle fluurlieden ^ en al het oolk op deScheepen^ en bootsgezellen^ en alle die ter Zeehandelen, flonden van verre: En riepen^ ziende den rook van QBabels^Brandy zeggende^wat [flad] wasdeezegrooteftad gelyk? En zy wierpen ftof op haare
. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . -ie. 5 wacht u, dat gy niet door de verleidinge der H E R T E. 5 der groiKvelyke menfchen mee de afgerukt UJorden tiit-valt van tiwe vaftigheid. Maar v:aft op in de Genade en Kennijjeonzes Heer en en Zaligma akers Jezu ChriftLHem zy de Heerlykbeid^ beide nu, en in dendag der Eeu-imgheid. Openb. XVm. vers 17-19. En alle fluurlieden ^ en al het oolk op deScheepen^ en bootsgezellen^ en alle die ter Zeehandelen, flonden van verre: En riepen^ ziende den rook van QBabels^Brandy zeggende^wat [flad] wasdeezegrooteftad gelyk? En zy wierpen ftof op haare Hoofden enriepen^ weenende en rouwe bedryvende^ zeg-gende: JVee^ wee de groote ftad ^ in dewelke Scheepen in d^e Zee hadden^ van haareKoftelykheid ryk geworden zyn , maar zy isin eene uure verwoeft gevjorden, I Kor: X. vers 11. En deeze dingen alle zyn haarlieden overgekoomen tot voorbeelden: en zyn befchreventot waarfchouwinge van ons^ op d& welken deeinden der eeuwen gekoomen zyn. A 3 Ge- Het OVERVLOEIJENI) IL Gelukkige Om de Hoope^ dk u vjeg gelegd is^ m deHeemelen^ van welke gy te voor en gehoordheht^ door het woord der waarheid (^namc/)^) des Euangelmm, Col. I. v. 5. op H E R T E. -2 Op Figuur II. vJTelyk een mens in t woud verdwaald,En in een diepen Kuil gevallen, Door iemands Gunft wierd opgehaald,Zoo was de toefrand van ons allen. ó Naare en zwaare Wildernis!En diepe Kuil der fnoode Sonden, Een flaac die Ziel verderflyk geen helper waar gevonden, ó Allerhoogfle en trouwde hand,Die ons zoo vriendlyk is gebooden, Geleid ons voorts door t vreemde Land,Door zyn Gevaarlykheid zoo fnoode; En hoed ons voor den tweeden val, In dit Elendig Jammerdal. A 4. Col. 8 Het OVERVLOEIJEND Col. I, vers 13 en 14. D ie ons getrokken heeft ^ uit de macht derduifternijje en overgezet heeft in het Koningryke des Zoons zyner Liefde* vers 21 -23. En hy heeft u^ die eertyts vervreemdwaart ^ en Fyanden^ door het Ver ft and ^ inde hooze JVerken^ nu ook verzoend, In
Size: 1581px × 1581px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism