. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. — CARYOPHYLLACEAE. — 135 half zoo lang als de kelk of ontbrekend. De doosvrucht is ovaal. ^. 2-7 cM. Mei—September. Vormen van deze zijn: nodósa ') Nolte. Stengels liggend. Bladen kort. S. gnkilis-) Nolte. Stengels opstijgend. Bladen aanzienlijk langer dan de stengeneden. •/. crassifólia^) Nolte. Bladen vleezig, zonder stekelpuntje. Biologische bijzonderheden. De 4 meeldraden en de 4 stempels zijn tegelijk ontwikkeld, zoodat zelfbestuiving wel niet uit kan blijven. De klein- heid der bloemen en het weinig opvallen maakt de kans op kruisbestuivi


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. — CARYOPHYLLACEAE. — 135 half zoo lang als de kelk of ontbrekend. De doosvrucht is ovaal. ^. 2-7 cM. Mei—September. Vormen van deze zijn: nodósa ') Nolte. Stengels liggend. Bladen kort. S. gnkilis-) Nolte. Stengels opstijgend. Bladen aanzienlijk langer dan de stengeneden. •/. crassifólia^) Nolte. Bladen vleezig, zonder stekelpuntje. Biologische bijzonderheden. De 4 meeldraden en de 4 stempels zijn tegelijk ontwikkeld, zoodat zelfbestuiving wel niet uit kan blijven. De klein- heid der bloemen en het weinig opvallen maakt de kans op kruisbestuiving door insecten gering, daar er slechts bij toeval insecten in komen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De vorm a. komt in geheel Europa op dorre, onbeschaduwde plaatsen, tusschen straatsteenen, voor en is bij ons algemeen. De vorm p. is eigen aan vochtige, beschaduwde plaatsen en is bij ons vrij zeldzaam gevonden. De vorm •/. komt op zilte klei voor en is bij ons zeldzaam. S. apétala^) Ard. Groenbloemvetmuur (fig. 152). Dit plantje lijkt veel op S. procumbens, doch de uit den penwortel komende stengels staan meest alle rechtop of zijn opstijgend. De stengels zijn vertakt met opstaande takken en behaard. De bladen zijn lijnvormig, aan den voet soms gewimperd, met een stekeipunt. De tegenover elkaar staande zijn aan den voet volkomen ver- groeid, zoodat de vergroeiing niet als bij S. pro- cumbens een insnijding vertoont. De bloemen zijn zeer klein , groenachtig. De bloemstelen zijn meest klierachtig behaard. De bloemen zijn voor den bloeitijd knikkend, doch staan later rechtop (verschil met S. procumbens), soms zijn de bloemstelen na sagina apetaisi den bloeitijd haakvormig gebogen (5. ciliata) doch Fig. 152. later staan zij weer rechtop. De kelkbladen zijn groen, stomp, aan den top smal wit gerand, ovaal (fig. i52). De kroon- bladen zijn zeer klein en verdwijnen spoedig, zij zijn korter dan de kelk en lancetvormig. O. 2^2 mM-1 dM. Mei—September. De plant


Size: 1441px × 1733px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants