. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 17. — CYPERACEAE. — 393 lang, Iiüt voorlaatste is meest liet kortste, de kafjes zijn als die der vrouwe- lijke aartjes, doch meer roodachtig. 4- 4-12 dM. April—Juni. Van de meeste soorten dezer groep is deze soort door het ontbreken van het vezelnet te onderscheiden. Kleine vormen gelijken op C. vulgaris, doch daar zijn de bladen sterk omgerold. De vorm ;>. tricostdta Aschers. onderscheidt zich, doordat de plant meestal vrij laag is. De stengel staat stijf rechtop. De bladen hebben een vrij smalle, meest slechts 5 niM breede schijf. Vrouwelijke aart


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 17. — CYPERACEAE. — 393 lang, Iiüt voorlaatste is meest liet kortste, de kafjes zijn als die der vrouwe- lijke aartjes, doch meer roodachtig. 4- 4-12 dM. April—Juni. Van de meeste soorten dezer groep is deze soort door het ontbreken van het vezelnet te onderscheiden. Kleine vormen gelijken op C. vulgaris, doch daar zijn de bladen sterk omgerold. De vorm ;>. tricostdta Aschers. onderscheidt zich, doordat de plant meestal vrij laag is. De stengel staat stijf rechtop. De bladen hebben een vrij smalle, meest slechts 5 niM breede schijf. Vrouwelijke aartjes zijn er meest 2 3, zij zijn korter dan bij den grondvorm. Kafjes eirond, meest spits, korter dan de urntjes. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in bijna geheel Europa in moerassige weiden, aan sloot- en oeverkanten voor. De scherpe bladen beschutten haar tegen het opvreten door weidende dieren. Zij is bij ons vrij algemeen. De vorm tricostata is bij Rotterdam gevonden. Volksnamen, in Twente, Salland en de Graafschap Zutphen heet de plant galegaan en'luusch, in Waterland vluzen. C. vulgaris') L. (C. Goodenoüghii"-) 1. Gay). Gewone zegge (fig. 311). Deze plant is meest grijsgroen, los of dicht zodenvormend, soms ook kruipend met verlengde uitloopers, kaal. De stengel is meest vrij stijf, vaak uit opstijgenden voet rechtopstaand, scherpkantig (fig. 311), alleen van boven ruw. De onderste bladen hebben licht- of donkerbruine, vaak ook roodbruine, meest niet rafelende scheeden (zij zijn nooit als bij C caespitosa gekleurd) en smalle, 2-5 mM breede, meest vrij stijf rechtopstaande, soms samengevouwen, bij het drogen naar binnen gerolde, min of meer ruwe schijven. Het schutblad van het onderste aartje is blad- achtig, even lang als of korter dan de bloei- wijze. De laatste is vrij klein met 2-4 vrouwe- lijke en meest 1, zelden 2 mannelijke aartjes. De vrouwelijke aartjes zijn meest kort cylindrisch , niet meer dan 3 cM lang, rechtopstaand, zittend of k


Size: 1396px × 1790px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants