. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . rden. Wat ten opzichte van de këpala hierboven reeds opgemerkt is, geldt ook voor de gewone,geruite doeken van Gorontalo. In de Minahassa is het weven van gewone kleedjes bijna geheel te niet gegaan. De voornaamsteoorzaak daarvan is, dat de meeste vrouwen in de genoemde streek meestal van uit Java geïm-porteerde, gebatikte saroengs en kains dragen en een enkelen keer ook geweven kleedjes,die dan eveneens ingevoerd zijn. De invoer van weefsels in de Minahassa heeft al sedert de Spaansche overheersching dien tijd dateeren de


. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . rden. Wat ten opzichte van de këpala hierboven reeds opgemerkt is, geldt ook voor de gewone,geruite doeken van Gorontalo. In de Minahassa is het weven van gewone kleedjes bijna geheel te niet gegaan. De voornaamsteoorzaak daarvan is, dat de meeste vrouwen in de genoemde streek meestal van uit Java geïm-porteerde, gebatikte saroengs en kains dragen en een enkelen keer ook geweven kleedjes,die dan eveneens ingevoerd zijn. De invoer van weefsels in de Minahassa heeft al sedert de Spaansche overheersching dien tijd dateeren de kains Kastèla (Kastèla = Kastilië), waarvan nu nog enkeleexemplaren hier en daar als erfstukken worden bewaard, (*) en de echte en nagemaakte, Britsch- () De kains Kastèla zijn gewone, katoenen kleeden, welke aan één zijde in rood, blauw en zwart met ver-schillende figuren bedrukt zijn, — men treft op sommige dezer kain s heele voorstellingen uit het Ramayanaaan —, en indertijd als bedgordijnen of bedden- en bankengoed hebben Fig. patroon. Ver-deeld vierkant, gecombi-neerd met sleutelfiguren. Indische tjindés, welke nu nog onder den naam van kain patola bij de bevolking bekend zijn (aldus genoemd naar de pat o la, pytho reticulatus, een slang, die op Celebes voorkomt; zie voorts bij ikatweefsels). Niet zoo heel lang geleden weefden de Bantiksche vrouwen haar eigen katoenen doeken, maar sedert het grootste deel van den stam der Bantiks tot het Christendom is overgegaan, dragen ook die vrouwen geïmporteerde b a tiks en katoentjes. De kainsBèntenan, die niet geïkat zijn, onderscheidt men in twee soorten : 1. de tonilana (Ratahansch) (naar het woord tolana, kleeding voor jongens), of komba(Tombatoesch), met gekleurde banen in de schering en een effen rooden inslag; 2. de pinatikans (Ratahansch) oftinotana (Tombatoesch), ook wel kinoèh genoemd, metgekleurde banen in de schering en een effen rooden inslag, maar totpatronen geweven.


Size: 1560px × 1601px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912