. De flora van Nederland. Plants. 540 â GRAMINAE. â FAMILIE 18. met gewimperde kielen. De helmknopjes zijn omstreeks 8 maal zoolang als breed. De vrucht is niet gegroefd. © en ©0. 3-6 dM. Mei, Juni. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant is een vrij goed voeder- gewas en komt in West-Europa in vruchtbare, iets vochtige weiden voor^ zelden aan randen van wegen. Zij is bij ons vrij algemeen. â % B. hordeaceus') L. (B. mollis-) L.). Gerstdravik (fig. 479). Deze plant is grijsgroen, aan den voet meest bundelsgewijs vertakt en weinige tot vele rechtopstaande of geknikt opstijgende, kale st


. De flora van Nederland. Plants. 540 â GRAMINAE. â FAMILIE 18. met gewimperde kielen. De helmknopjes zijn omstreeks 8 maal zoolang als breed. De vrucht is niet gegroefd. © en ©0. 3-6 dM. Mei, Juni. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant is een vrij goed voeder- gewas en komt in West-Europa in vruchtbare, iets vochtige weiden voor^ zelden aan randen van wegen. Zij is bij ons vrij algemeen. â % B. hordeaceus') L. (B. mollis-) L.). Gerstdravik (fig. 479). Deze plant is grijsgroen, aan den voet meest bundelsgewijs vertakt en weinige tot vele rechtopstaande of geknikt opstijgende, kale stengels dragend. De bladen hebben een fluweelachtig zacht behaarde scheede en een min of meer lang vlokkig behaarde, meest niet meer dan 5 mM breede schijf. Het tongetje (fig. 479) is kort, tot 2 mM lang, atgeknot, getand of in slipjes verdeeld. De pluim is tot meer dan 1 dM lang, rechtopstaand, meest reeds tijdens den bloei vrij dicht, na den bloei samengetrok- ken. De takken zijn tot 5 cM lang, zacht be- haard, vaak daarbij ook ruw, de onderste met2-4 grondstandige takjes, die meest slechts 1 -2 aartjes dragen. De aartjes zijn langwerpig-eirond, zel- den tot meer dan 2 cM lang, meest6-10-bloemig, vrij dicht, eerst rolrond, later samengedrukt, bijna steeds naar den top toe versmald. De bloemen bedekken ook bij rijpheid der vrucht elkaar ten deele dakpansgewijze, zoodat bij het houden tegen het licht de aartjes hoogstens door de onderste kroonkafjes doorschijnend zijn. Buigt men de aartjes om, dan gapen zij wel, maar laten aan de spil der aartjes geen openingen zien. De kelkkafjes zijn meest 6-8 en 8-9 mM lang, het bovenste is breed eirond, spits, (5-)7-9-nervig, het onderste 3-5-nervig. Het onderste kroonkafje (fig. 479) is eirond-elliptisch, 9-10 mM lang, meest zacht behaard, 7-9-nervig, heeft, althans in de onderste helft, een afge- ronden rug en de zijranden vormen boven het midden door het naar binnen. buigen van het onderste deel een stompen hoek. Dit kroonkafje dra


Size: 1419px × 1761px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants