. De flora van Nederland. Plants. 244 CONIFERAE. — FAMILIE zakken b. veel uitgespreid. Zij zijn alle prieinvormig stijf, steleend, van boven vlak ge- groefd, in de groef blauwachtig-groen, van onderen stomp gekield meteen overlangsche groef in de kiel. De bloemen zijn 2-huizig en staan eindelings aan korte zijtakken. De mannelijke aartjes (fig. 151) zijn alleenstaand, kort gesteeld, eirond en bestaan uit vele schildvormig aangehechte meeldraden, die aan den onderrand 3-6 stuifmeelzakken dragen. De vrouwelijke bloeiwijzen bestaan uit 3 eitjes aan den top van een takje, omgeven door schubbet


. De flora van Nederland. Plants. 244 CONIFERAE. — FAMILIE zakken b. veel uitgespreid. Zij zijn alle prieinvormig stijf, steleend, van boven vlak ge- groefd, in de groef blauwachtig-groen, van onderen stomp gekield meteen overlangsche groef in de kiel. De bloemen zijn 2-huizig en staan eindelings aan korte zijtakken. De mannelijke aartjes (fig. 151) zijn alleenstaand, kort gesteeld, eirond en bestaan uit vele schildvormig aangehechte meeldraden, die aan den onderrand 3-6 stuifmeelzakken dragen. De vrouwelijke bloeiwijzen bestaan uit 3 eitjes aan den top van een takje, omgeven door schubbetjes. Onmiddellijk onder ieder eitje zit een grooter schutblad, dat na de be- vruchting uitgroeit en ten slotte vleezig wordt. Die 3 schutblaadjes groeien dan samen, omsluiten de 3 zaden en vormen er mee de bol-eironde, zwartblauw berijpte schijnbes (fig. 152), die zoo groot als een erwt is en aan het boveneind van deze zit een 3- Fig-151. stralige groef, die nog de plaats aanduidt, waar de .wanneiijke bioeiwijze van 3 toppcu dicr schutblaadjcs zittcn. Dc besscn staan Juniperus communis. "FP J a schubvormige bladen, rechtop CU zijn ecrst het volgend jaar rijp. De zaden den'S7reM%t'Ilffmeel' hebben 2 zaadlobbeu. t:. 3 dM-10 M. April, Mei. Biologische bijzonderheden. De plant houdt van licht en wordt dan ook meest op open plaatsen aangetroffen en als onderhout in lichte bosschen. Zij stelt weinig eischen aan den bodem. Een gaimug, Hormomyia juniperina, doet de blad- kransen aan het boveneinde der takken zoo veran- deren, dat de voorlaatste krans door verbreeding der , naalden een drietandige beker wordt, terwijl de laatste krans zich tot een, door 3 korte blaadjes omsloten, huisje vervormt. Deze gal herinnert zeer in vorm aan de vruchtkegeltjes van Thujasoorten, zij heeten in het Duitsch kiekebeeren. Soms komen plaatselijke verdikkingen van den stam of de takken voor, veroorzaakt door een zwam, öymnosporangium davariiforme. Vaak sterft het stuk van den sta


Size: 1040px × 2402px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants