. Gulden-spiegel; ofte, Opweckinge tot christelijke deugden, afgebeeld in twee deelen ... Noch is hier by-gevoeght Thamars ontschaking; of, De verdoolde liefde van Ammon. Als mede de Vermaeckelijcke bruylofts-kroon ... gerijmt door Jacob Coenraeds Mayvogel . henen gaea? Mijn droef heyt is te groot, ick kanfè niet beweenen, Wee my! het bange fweet loopt langhs mijn leden henen. Mijn herte fmelt al Was, noyt menfche föo geplaeght. Sal ick gefchonden zijn ? ach! ick bedroefde Maeght, Die in föo diepen put vol alderley ellenden Verfmachten moet! waer heen fal ick mijn oogen wenden, Tot hulp in def


. Gulden-spiegel; ofte, Opweckinge tot christelijke deugden, afgebeeld in twee deelen ... Noch is hier by-gevoeght Thamars ontschaking; of, De verdoolde liefde van Ammon. Als mede de Vermaeckelijcke bruylofts-kroon ... gerijmt door Jacob Coenraeds Mayvogel . henen gaea? Mijn droef heyt is te groot, ick kanfè niet beweenen, Wee my! het bange fweet loopt langhs mijn leden henen. Mijn herte fmelt al Was, noyt menfche föo geplaeght. Sal ick gefchonden zijn ? ach! ick bedroefde Maeght, Die in föo diepen put vol alderley ellenden Verfmachten moet! waer heen fal ick mijn oogen wenden, Tot hulp in defè noodt ? ó fchande boven al! Noyt fulck een faeck gehoort, ó droevigh ongeval! Men fal het op de ftraet van jongh en oude hooren / Dat ick foo fchandigh heb mijn eerbaerheyt verlooren. Ach! ifler dan geen hulp, geen trooft in defè noodt > Soo fal t noch beter zijn, dat ick verkies de doodt. Want eeuwigh fbud mijn ziel met droef heyt zijn doorfleken, En ghy foud Godes Wet en reyne plichten breken. Sümnom Soo ghy my wederftaet te volgen mi/n gebodt 7 Met recht foo werd Lek gram, ghy houdt met my de fpot. Doch tiert u foo ghy wilt, dit lesje moet ghy lefèn, Gy raeckt niet uyt mijn handt, of fult een Vrouwe wefèn. jö Thamars «Barnat. GenaedoVorft! genaed,beftiert ugramgcmoet,Straft die de ftraf verdient, kaftijt die o mifcfoet,Indien ick fchuldigh ben, doet met my na behooren,De doodt ben ick getrooft. Ach! was ick noy t ick nu als een fchim, of flechts geJijck een geeft,Soo foud ick voor dit quaedt niet anghftigh zi jn ! mocht mijn fchoonheyt nu in fheiheyt van my vlieden,Soo foud dit fhoode feyt aen my hier niet vals vermomde ichijn, met boosheyt tfaem gemenckt,Waer door gu eygen ziel en lichaem eeuwigh weelïgh bloedt! dat u fbo geyl drijft om het herte,O aders! gantfch befèt met vreugdeloofe fmerte, Wat Thamars Ontfchaakirigh. 37 Wat dient voor my gedaen ? mijn Broeder is verftoort,O Godt ick roep t


Size: 1794px × 1393px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1600, bookdecade1690, booksubjectemblems, bookyear1699