. Album der Natuur. KRUIPENDE, LOOPENDE, SPRINGENDE EN KLIMMENDE VIS8CHEN. 109. De zeewolf {Anarrhichas lupus L.) Anarrhichas, klimmer, is liij door gesner {Paralipomen. p. 1261) ge- beeten, omdat men geloofde dat hij bij de rotsen opklom door middel vah zijne vinnen en staart, waarom hij ook in Duitschland woeger Klippfisch heette. Wij weten echter tegenwoordig dat dit niet waar is, wel kruipt hij op het drooge op de wijze van den aal, maar als hij gevonden wordt op klippen boven den waterspiegel, zoo is hij niet er op geklommen, maar er door den laatsten vloed op geraakt en achtergeble- Vefa


. Album der Natuur. KRUIPENDE, LOOPENDE, SPRINGENDE EN KLIMMENDE VIS8CHEN. 109. De zeewolf {Anarrhichas lupus L.) Anarrhichas, klimmer, is liij door gesner {Paralipomen. p. 1261) ge- beeten, omdat men geloofde dat hij bij de rotsen opklom door middel vah zijne vinnen en staart, waarom hij ook in Duitschland woeger Klippfisch heette. Wij weten echter tegenwoordig dat dit niet waar is, wel kruipt hij op het drooge op de wijze van den aal, maar als hij gevonden wordt op klippen boven den waterspiegel, zoo is hij niet er op geklommen, maar er door den laatsten vloed op geraakt en achtergeble- Vefa, terwijl hij met zijnen maaltijd bezig was. Deze visch behoort tot de orde der stekelvinnigen {Acanthopterygü) en tot de familie der Go- bioïden. Zijn ligchaam is lang en rondachtig; de kop is dik en van voren stomp; de bek is wijd, de lippen iijn vleezig; de huid is zeer dik en met kleine schubben voorzien, die niet over elkander maar naast elkander liggen en geheel als in de opperhuid verscholen zijn, waarom toen voorheen meende, dat hij geene schubben had, te taeer nog in die dwaling bevestigd, omdat de geheele visch met een dik slijm overdekt is. Zijne kleur is op den rug en kop bruinachtig grijs met donkere, verticaal loopende banden of vlammen, gelijk de baars; hier en daar vindt men ovet het geheele ligchaam en zelfs op de rugvin donkerbruine vlekken, terwijl de buik witachtig grijs is. Zijne gewone lengte is van twee tot zeven voet, gronovius vond hem zelfs nog langet. De rugvin be- giirt ö-p den nek en eindigt bij den staart, de aarsvin begint achter ^eli anus. De staart en borstvinnen zijn afgerond. Op de gehemelte- beendereö, de ploegbeenderen en kaakbeendei-en vindt men twee soorten . van tanden, nam«lijk ronde en spitse; het schijnt, of niet alle visscheii van deze soort eVenveel tanden hebben. Bloch vond bij een' vijf rij^n in de bovenkaak en drie rijen in de benedenkaak; bij e^en' anderen zes rijen boven en vier ottdel- en bij een' deinden vijf rijen boven


Size: 2970px × 842px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., 1859, bookcentury1800, bookcollectio, bookdecade1850, bookyear1858