. De leermeester der zeden, vertoond in Horatius zinnebeelden, lierzangen, enz., Lof van 't landleven, en Bespiegeling op 't leven der menschen, verbeeld in de vier getyden des jaars. Met veele uitmuntende verzen vermeerderd . EN 98, De dood is zeker. F\E dood heeft yders naam en daadBv een geftelt om cp te leezen, Gelyk een iotery beflaat;Doch wie het voor of na zal weezen, Is na hy eerst word opgehaaï zy van groot of kleen vermoogen, Het veege fïerflot, vast bepaald;Laat niemand los, door kunst nog poogen. 99. De dood onziet geen ft aten * QY Vorsten van doorluchtig bloed,Gy hebt wel red


. De leermeester der zeden, vertoond in Horatius zinnebeelden, lierzangen, enz., Lof van 't landleven, en Bespiegeling op 't leven der menschen, verbeeld in de vier getyden des jaars. Met veele uitmuntende verzen vermeerderd . EN 98, De dood is zeker. F\E dood heeft yders naam en daadBv een geftelt om cp te leezen, Gelyk een iotery beflaat;Doch wie het voor of na zal weezen, Is na hy eerst word opgehaaï zy van groot of kleen vermoogen, Het veege fïerflot, vast bepaald;Laat niemand los, door kunst nog poogen. 99. De dood onziet geen ft aten * QY Vorsten van doorluchtig bloed,Gy hebt wel reden om te treuren! De dood fchopt met dezelve voetDe hooge poort en laage deuren. Geen majefteit vind hier ontzag;Geen armoe kan den boer befchutten. Het noodlot treft,, mat eenen flag,Paleizen en verachte hutten. ico. Be tyd is onherroepelyfa, /^Elyk de Lente gaat vooruit, Die ftraks de Zomer na zal treeden,t Welk jeugt en manbaarheid beduid,Zoo volgt de Herfst, met traager fchreeden, En lokt de Winter, grys van hangt het al aan ronde kringen; t Verandert zich van eeuw tot eeuw,En fluit in de oorfprong aller dingen, IVat uit H O R A T I U S. 51 Wat houd men zeker en gêwls,Het geënt niet dan fchaduw is ?. 101. Be menfch is maar eenfchaduw. T)Er menfchen heerlykheid, op t bestVan ydelheid aan een geweeven,Wat levertze ons op t allerlest? Een bobbel r van den wind gedreeven,Of fchadiiw, die geen plaats beflaat, Een Hinkend aas voor mot en vordert aardfche toeverlaat, Wanneer de dood ons koomt beltonnen? D 2 102. Het 52 ZINNEBEELDENIC2, Het noodlot is onverbiddelyk. r^Ewyl de fchaar, in Clothös hand,Den draak des levens af wil kerven, ^Wam dv ailergrootften van het landZyn zelfs geboren, om te fterven) Gebruikt hier tuflchen s waerelds goed,Tot uw vermaak en vreugd, met maaten, Eer ge u, vol druks, bereiden moetOm t zelve een quistgoed na te laaten. 103. De dood is het eind. C\ Dood, zoo wel een troost, als fchrik, Hoe weinig menfchen overweegen, Dat aan


Size: 1753px × 1425px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1700, bookiddeleermeesterder00jan, booksubjectemblems