. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. — GRAMINAE. 527. Festuca gigantea Fig. 465. draagt 3-5 bladen, is glad en bijna tot aan den voet der pluim door de bovenste bladscheede omhuld. De bladen zijn in de jeugd opgerold, de onderste hebben een ruwe scheede en een meest 5-15 mM breede, aan den voet sterk geoorde, boven dof (iets grijs-)groene, van onderen donker- groene, glanzende, aan den rand zeer ruwe schijf. De pluim is groot, tot 4 dM lang, eirond tot langwerpig-eirond, ver afstaand, ten slotte over- hangend met dunne takken, waarvan de onderste takjes aan den voet hebben. De aartjes


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. — GRAMINAE. 527. Festuca gigantea Fig. 465. draagt 3-5 bladen, is glad en bijna tot aan den voet der pluim door de bovenste bladscheede omhuld. De bladen zijn in de jeugd opgerold, de onderste hebben een ruwe scheede en een meest 5-15 mM breede, aan den voet sterk geoorde, boven dof (iets grijs-)groene, van onderen donker- groene, glanzende, aan den rand zeer ruwe schijf. De pluim is groot, tot 4 dM lang, eirond tot langwerpig-eirond, ver afstaand, ten slotte over- hangend met dunne takken, waarvan de onderste takjes aan den voet hebben. De aartjes (fig. 465) zijn vrij groot, 10-13 niM lang, 5-9-bloemig, lijn- lancetvormig, lichtgroen. De stelen zijn draadvormig en aan den top iets verdikt. De kelkkafjes zijn lijnvormig, toegespitst, zeer ongelijk, 5-6 en 6-7' ., mM lang, het bovenste 3-nervig, droogvliezig. Het onderste kroonkafje is breed lancetvormig, zwak 5-nervig, naar voren ruw, naar den top droogvlie- zig en draagt een naald, die even lang als of langer is dan dit. Er zijn 3 meeldraden met kleine, 2 mA\ lange helmhokjes. Het vruchtbeginsel (fig. 465) is kaal, langwerpig-eirond. U. 6-12 Juli, .Augustus. Biologische bijzonderheid. De bloemen zijn zwak proterogynisch, de bloei begint voor 6 uur des morgens, maar is in den voormiddag al afge- loopen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Noord-Europa in bosschen en kreupelhout voor. Zij is bij ons vrij algemeen. F. rigida') Lk. (Scleróchloa rigida Rchb.). Stijf zwenkgras (fig. 466;. Deze soort'is grijsgroen, aan den voet bundeivormig vertakt. De stengels zijn opstijgend, schuin rechtopstaand of op den bodem liggend, zelden geheel rechtopstaand, glad, beneden vaak vertakt. De bladen hebben een gladde, geheel gesloten, iets samengedrukte, gekielde scheede en een geleidelijk toe- gespitste, van onderen gladde of iets ruwe, van boven en aan den rand zeer ruwe schijf. Het tongetje (fig. 466) is zeer lang (tot 6 mM), aan den top franjeacht


Size: 1391px × 1795px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants