. Nederduytsche poëmata . n. End dienen u ganfch vry, end onbevreeft,Niet nu of dan, maar al mijns levens tijden, Soo kan ick recht de eeuwghe Sabbathi-feeftTot uwes naams eer vieren met verblijden. Vc ritlenta>tamencerdffiiTiaNuminisiraeft» I?i t flrafen God yuel langhfaam ü.,S\daar ah hy flraft hj Jlraft geyyü. Aar fijn hier op der eerd foo veelderley rivierenDie onder deerde heen door vele Landen fwieren,Haar loopen is bedeckt, nochtans al waar het wilSoo loopt het water heen, end nerghens ftaat het ftil:De wrake van onf God, die VA^ord hier by geleken,Men fietfe dickmaals niet, nochtans


. Nederduytsche poëmata . n. End dienen u ganfch vry, end onbevreeft,Niet nu of dan, maar al mijns levens tijden, Soo kan ick recht de eeuwghe Sabbathi-feeftTot uwes naams eer vieren met verblijden. Vc ritlenta>tamencerdffiiTiaNuminisiraeft» I?i t flrafen God yuel langhfaam ü.,S\daar ah hy flraft hj Jlraft geyyü. Aar fijn hier op der eerd foo veelderley rivierenDie onder deerde heen door vele Landen fwieren,Haar loopen is bedeckt, nochtans al waar het wilSoo loopt het water heen, end nerghens ftaat het ftil:De wrake van onf God, die VA^ord hier by geleken,Men fietfe dickmaals niet, nochtans fy houd haar ftreken,End taft den boofvvicht aan; ó menfche mijd de Godeshanddie fal u treffen teengher ghy t niet te recht, doorfoeckt de oude jaren,Befietfe die ghy leeft, ghy (uit het beyd ervaren,Rampfaligh is de man dien dit te laat berouwt,Geluckigh wederom die dtfe bakens fchouvvt. G 2 Op de 5^^ Op de woorden Pauli totdenRomeynen Cap. : 31. c-^^i Soo God voor ons is^Ww is teghen ons*. ?^ AdJer quetft my ganfch gaar niet,t Venijn my niet kan deren, Het Het brenght veel menfchen in t verdriet:,lek hoiif het niet te weren: Soo gaathetmetdevroomeman Die fich op God verlaten kan,Gheenquaadfal hem verteren. Is God met ons, ist fijne handDie t fweerd voor ons wil trecken, Gheen viand kan dan aan ons LandSijn leghers henen ftrecken, Door t vier foo ga ick fonder fcha, Door t water ga ick even Leeuw mijn hand fal lecken. Laat Heyden, Turck, end Saracijn,Laat vry de Spaanjaard woeden, Magh ick met God in vrede quaads kan ick vermoeden, Een Enghel fal mijn viand flaan, ^gyptenfal my laten gaan,Mijnviandfalmy voeden. De weereld lockt my door fijn e^eS;,De helle leghtmy laghen,. De luften van mij n. dertel vleefchMy willen felfs beklaghen, Maar God die onsrechtveerdight heeft^ Die voor onsfterf, end. weder leeft,My op fijn hand fal draghen: De ovens fuUen worden Son te rugh fal treden, ^ , Ick jaaghmijn viand uyt fijn doel,


Size: 1585px × 1576px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1600, bookdecade1630, booksubjectemblems, bookyear1635