. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. Fig. 226. Mërangkètjèr(no. 12 op blz. 166). Fig. 227. Kémbang manggar(no. 15 op blz. 168). over het algemeen alle patronen met schuinloopende, verschillend geornamenteerde ruiten„limarran genoemd. De ruiten bevatten afwisselend witte harceeringen en eenvoudigebloem-motieven. 11. Lapissan latar irë = oplegsel. Ook hier schuinloopende ruiten, in het midden waarvan eenvoudige ornamentjes. 12. Mërang kètjèr latar poetih. Mërang= de droge stengels van de padi. Kètj èr = bij kleine gedeelten hier en daar neer gevallen, gestrooid. Schu


. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. Fig. 226. Mërangkètjèr(no. 12 op blz. 166). Fig. 227. Kémbang manggar(no. 15 op blz. 168). over het algemeen alle patronen met schuinloopende, verschillend geornamenteerde ruiten„limarran genoemd. De ruiten bevatten afwisselend witte harceeringen en eenvoudigebloem-motieven. 11. Lapissan latar irë = oplegsel. Ook hier schuinloopende ruiten, in het midden waarvan eenvoudige ornamentjes. 12. Mërang kètjèr latar poetih. Mërang= de droge stengels van de padi. Kètj èr = bij kleine gedeelten hier en daar neer gevallen, gestrooid. Schuine vlakken, die dik geharceerd zijn. De evenwijdige strepen stellen de hier en daar ver- 166 spreide „mërang (stroohalmen) voor. De ruimten tusschen deze vlakken afwisselend inge-vuld met ruitfiguren (mlindjon) of Mërang bodol latar poetih. Mërang = de droge stengels van de padi. Bodol =.


Size: 1010px × 2473px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912