. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. l) bezet. — Het lialsscliild sluit met den aclnerraiu! volkomen tegen de Iwsis der dckscliilden en omvat met de meer of minder vooruitstekende voorlioeken den kop. — De dekscliilden (unvatten liet aditcrlijl' volkomen; op luume onderzijde bevindt zich gewoonlijk aan de binnenzijde van den zijrand ceue plooi of lijst, die tot aansluiting aan den zijrand van het achterlijf dient. Bij eenige Hydroporini gaat van deze plooi ccne tongvormige voortzetting uit, welke in cene zakv


. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. l) bezet. — Het lialsscliild sluit met den aclnerraiu! volkomen tegen de Iwsis der dckscliilden en omvat met de meer of minder vooruitstekende voorlioeken den kop. — De dekscliilden (unvatten liet aditcrlijl' volkomen; op luume onderzijde bevindt zich gewoonlijk aan de binnenzijde van den zijrand ceue plooi of lijst, die tot aansluiting aan den zijrand van het achterlijf dient. Bij eenige Hydroporini gaat van deze plooi ccne tongvormige voortzetting uit, welke in cene zakvormige verdieping van liet laatste stcruict ingrijpt. — De vleugels zijn gtied ontwikkeld i) en komen In ncrvatuur, behoudens kleine verscliillen, zeer met die der Carabidae overeen. Naar verhou- ding zijn zij breeder en oudcrsclieiden zicli door de, ofschoon zeer smalle, tot aan het gewricht reikende area scapularis, door cent in den regel voorhanden vierhoekige pigmentvlek "aan de vor>rstc cubitaalader in de area iiuerno-media en door liet groote „oblonguni", dat door twee zeer ontwikkelde dwarsaders gevormd is. Het wig- vormige vakje is eveneens groot en de vena analis zeer ontwikkeld. Het prosternum zet zich naar achteren voort in een verlengstuk, dat in den regel tusschen de middcl- coxae tot aan de intercoxaal-voortzctting van het mcta- sternum doorloopt en het mesostcrnum over het midden bedekt. De epistcrncn van den prothorax zijn van het prosternum in den regel duidelijk, van de epinieren echter slechts onduidelijk afgescheiden. De voorste coxaal- holtcn zijn van achteren open. De prosternaal-voortzet- ting sluit in eene diepe uitholling van het middenge- deelte van het mesostenuim. Het mctasternuin vertoont vóór de achtercoxae niet de geringste aanduiding van een dwarsnaad; naar het uiteinde zet het zich tusschen de achtercoxae voort als een breed, hoekig gedeelte, naar voren tusschen de middelcoxae als een intercoxaal- iiitsteeksel, dat in den


Size: 1364px × 1833px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, booksubjectbeetles, bookyear1898