. De Dierentuin van het Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam. Zoos; Birds. voedsel, en daar liet zoo groot is als een os en zijn vleesch het rundvleesch overtreft, zoo mag men zich met regt verwonderen, dat dit dier nog niet in Engeland ingevoerd is. Wij voegen hier bij, dat de proeven, in dit opzigt genomen, tot geene gunstige uitkomst geleid hebben, vermits dit dier veel meer voedsel noodig heeft dan ons rund, aan besmettelijke ziekten onderhevig, en in vele opzigten onhandelbaar is. In Senegambië wordt de plaats dezer soort [ vervangen door een daarmede naauw


. De Dierentuin van het Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam. Zoos; Birds. voedsel, en daar liet zoo groot is als een os en zijn vleesch het rundvleesch overtreft, zoo mag men zich met regt verwonderen, dat dit dier nog niet in Engeland ingevoerd is. Wij voegen hier bij, dat de proeven, in dit opzigt genomen, tot geene gunstige uitkomst geleid hebben, vermits dit dier veel meer voedsel noodig heeft dan ons rund, aan besmettelijke ziekten onderhevig, en in vele opzigten onhandelbaar is. In Senegambië wordt de plaats dezer soort [ vervangen door een daarmede naauw vermaagschapt dier, Antilope Derbiana genoemd. Dit onderscheidt zich voornamelijk door veel fraaijere kleuren. De hoofdkleur van het mannetje is een bleek roodachtig ' bruin; de hals is zwartachtig; het heeft eene zwarte streep langs den rug, en ongeveer vijftien witte ; dwarsstrepen aan de zijden van den romp. Het wijfje is donkerbruin van kleur. — Men heeft op ' Celebes een dier, den Anoa, Jnlüope depressicorms, j genoemd, hetwelk zich eenigzins aan de beide voornoemde soorten aansluit, maar lager op de pooten is dan alle overige Antilopen, en derhalve, als het ware, den overgang maakt tot de runderen, tot welke het zelfs door den Engelschen natuurkundige .1. E. Gray gebragt werd. Het heeft de grootte van een zwaren bok, het oude mannetje is zwart van kleur, de wijfjes en jongen zijn min of meer donkerbruin. Men kan den naam van buffel-.\ntilopen aan twee soorten geven, wier horens aan die der Afrikaansche buffels doen denken, dat is te zeggen, zwaar, breed,aan liun grondgedeelte halvemaansgewijze gekromd, naar buiten en beneden en vervolgens naar voren en boven aekromd zijn. Deze dieren overtrefl'en in grootte eenen ezel; hun kop is tamelijk langwerpig, maar de snuit daarentegen breed, gelijk bij de runderen; de staart is van eene lange kwast, en de hals van boven van eene soort van manen voorzien, die door regtopstaande haren gevormd worden. Deze dieren worden in Zuid-


Size: 2047px × 1221px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1870, booksubjectbirds, bookyear1872