. De flora van Nederland. Plants. 376 — LINACEAE. FAMILIE 51. Biologische bijzonderheid. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij L. catarcticum, doch daar de bloemen meer in het oog vallen, is er meer insectenbezoek, dus vaker kruisbestuiving. Voorkomen en gebruik. Deze plant stamt waarschijnlijk van Linum angustifolium, uit het gebied der Middellandsche Zee af, doch werd reeds in het Oude Egypte gekweekt. Bij ons wordt zij veel gekweekt en is soms verwilderd aangetroffen. Men heeft tusschen het vlas bepaalde onkruiden, die zelden of nooit elders voorkomen als Lolium li


. De flora van Nederland. Plants. 376 — LINACEAE. FAMILIE 51. Biologische bijzonderheid. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij L. catarcticum, doch daar de bloemen meer in het oog vallen, is er meer insectenbezoek, dus vaker kruisbestuiving. Voorkomen en gebruik. Deze plant stamt waarschijnlijk van Linum angustifolium, uit het gebied der Middellandsche Zee af, doch werd reeds in het Oude Egypte gekweekt. Bij ons wordt zij veel gekweekt en is soms verwilderd aangetroffen. Men heeft tusschen het vlas bepaalde onkruiden, die zelden of nooit elders voorkomen als Lolium linicola, Camelina dentata, Cuscuta Epilinum. Uit de zaden wordt de lijnolie geperst, de rest er van tot lijnkoeken verwerkt, die als veevoeder dienst doen. De bastvezels uit den stengel worden tot linnen verwerkt. Ook in de geneeskunde doen de zaden dienst, vooral, om het groote slijmgehalte, worden zij als verzachtend middel gebruikt. Volksnamen. Behalve vlas, heet de plant ook lijn en lijnzaad. 2. Radiola ') Gmel. R. linoides^) Gmel. Dwergvlas (fig. 452). Uit den dunnen penwortel komt een rechtopgaande, draadvormige, blauw- groene, ronde stengel, die zich gaffelvormig vertakt en in de gaffel een gesteeld bloempje draagt (eigenlijk is de bloeiwijze een gevorkt bijscherm). De bladen zijn tegenoverstaand, eirond-langwerpig, blauwgroen, ongesteeld, gaafrandig of naar den top fijn getand, spits of meer stomp, onbehaard. De bloempjes zijn zoo groot als spelde- knopjes, langgesteeld, klein, wit. De kelk is 4-slippig met 2-3-spletige slippen, zij zijn spits, even lang als de doosvrucht, onbehaard. Kroonbladen zijn er 4, zij zijn even lang als de kelk, spatelvormig. Stijlen zijn er 4, met 4 knopvormige stempels. De doosvrucht is zeer klein, bolrond, 4-hokkig, doch schijn- baar 8-hokkig met eironde, gladde, bruingele zaden. 2-10 cM. O. Juni—September. Biologische bijzonderheden. In de kleine bloempjes zijn geen honigkliertjes waarge- nomen. De 4 helmknopjes komen met de 4 stempels i


Size: 1328px × 1881px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants