. De flora van Nederland. Plants. 222 RANUNCULACEAE. FAMILIE AcoEitum Kapellus Fig. 265. A. Napéllus') L Monnikskap (lig. 265). De wortelstok is zwartachti.ü; bruin, knolachtig, heeft vele vertakte wortelvezels en brengt eenige (of een) rechtopstaande, rondachtig hoekige stengels voort, die beneden ,kaal, boven zacht behaard zijn. Zij zijn van beneden af bebladerd en eindigen in een rijk- bloemigen tros. De bladen zijn langgesteeld, meest 5-deelig, met don- kergroene boven- en lichtgroene ondervlakte. onbehaard, glanzend. De onderste schutbladen hebben nog den vorm der stengelbladen, de b


. De flora van Nederland. Plants. 222 RANUNCULACEAE. FAMILIE AcoEitum Kapellus Fig. 265. A. Napéllus') L Monnikskap (lig. 265). De wortelstok is zwartachti.ü; bruin, knolachtig, heeft vele vertakte wortelvezels en brengt eenige (of een) rechtopstaande, rondachtig hoekige stengels voort, die beneden ,kaal, boven zacht behaard zijn. Zij zijn van beneden af bebladerd en eindigen in een rijk- bloemigen tros. De bladen zijn langgesteeld, meest 5-deelig, met don- kergroene boven- en lichtgroene ondervlakte. onbehaard, glanzend. De onderste schutbladen hebben nog den vorm der stengelbladen, de bovenste zijn lijn-lancetvormig. De bloemstelen staan rechtop en zijn kort, dicht behaard. De kelk is van buiten kaal, van binnen fijn behaard. Het. kapvormige kelkblad is half cirkelvormig gewelfd, heeft een korten snavel en staat een eind van de andere kelk- bladen. De 2 zijdelingsche kelkbladen zijn afgerond, met wigvormigen voet, de; 2 onderste zijn langwerpig, spits. De jonge vruchten staan uitgespreid, doch richten zich later weer op. De zaden hebben op de rugzijde stompe vouwen. 6-15 dM. ^. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. Het groote bovenste kelk- blad der rechtopstaande bloem is een beschuttend dak voor de beide nectariën en de meel- draden. De kleinere kelkbladen dienen als steungevende deelen voor de in de bloem kruipende hommels. De steel der kroonbladen is 15 mM lang en ligt tegen den helm aan, die steel gaat naar boven in een naar beneden open buisje over, dat honig afscheidt. Als de helmknopjes zijn opengesprongen (fig. 266), richten zij zich op en de tot den honig voortdringende hommels ont- a-3y^^ ^2^«a5 vangen aan de ondervlakte stuif- meel. De stampers zijn in dien tijd nog geheel bedekt door de meeldraden (de bloem is pro- trandrisch), doch deze buigen zich, als zij hun stuifmeel ver- loren hebben, om en de stempels komen naar boven, zoodat hom- mels , komende uit een bloem in den eersten toestand, hier kruisbestuiving bewerken. Meest is de Bo


Size: 1424px × 1755px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants