. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 94. SCROPHÜLARIACEAE. — 139 naar hot licht i^ckcertl. Na de bcvriiclitinj^ kroiiimcn zij /icli echter tej^cn- gesteld, zoodat de vruchten meest rijpen in de scheuren der steenen en daar ook de zaden neervallen. Voorkomen in Europa en in Nederland. Üe plant j^roeit in Midden- en Zuid-Europa in rotsspleten en op steenachtigen boschgrond. Bij ons is zij aangeplant en op vochtige muren verwilderd, doch geheel ingeburgerd en vrij algemeen, doch weinig in de provinciën Friesland, Groningen, Drente, Noord-Brabant en Zeeland. Volksnamen. In Groningen heet de p


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 94. SCROPHÜLARIACEAE. — 139 naar hot licht i^ckcertl. Na de bcvriiclitinj^ kroiiimcn zij /icli echter tej^cn- gesteld, zoodat de vruchten meest rijpen in de scheuren der steenen en daar ook de zaden neervallen. Voorkomen in Europa en in Nederland. Üe plant j^roeit in Midden- en Zuid-Europa in rotsspleten en op steenachtigen boschgrond. Bij ons is zij aangeplant en op vochtige muren verwilderd, doch geheel ingeburgerd en vrij algemeen, doch weinig in de provinciën Friesland, Groningen, Drente, Noord-Brabant en Zeeland. Volksnamen. In Groningen heet de plant dratorentje, op Voorne en Beierland torenplantje. L. Elatine ') Mill. S p i e s I e e u w e n b e k (fig. 164). Deze plant heeft een teeren penwortel, waaruit een stengel komt, die van den voet af in vele liggende, dunne, los bebladerde takken verdeeld is, welke evenals de bladen met klierharen en lange, zachte haren zijn bekleed. De bovenste bladen zijn langwerpig en staan verspreid, de onderste zijn tegenover- staand, eirond, aan den voet afgerond, met enkele tanden, de middelste zijn spiesvormig, de hoogste pijlvormig. De bloemen staan in de bladoksels, aan meest kale stelen, die meest langer zijn dan de bladen, in wier oksels zij staan. Zij zijn eerst uitge- spreid, later teruggekromd. De kelk is behaard jnet lancetvormige slippen. De bloemkroon is 7-9 niM lang met de spoor er bij en geelachtig wit, langer dan de kelk. De bovenlip is van binnen violet met eironde, stompe slippen, de onderlip is hooggeel. De spoor is spits, recht, omstreeks evenlang als de bloemkroon. De doosvrucht is bolrond, nauwejijks korter dan de kelk (fig. 164). De zaden zijn van netvormige, uitstekende lijsten voorzien en rimpelig. G. 7-45 cM. Juni— Herfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op bouwland en langs wegen voor. Bij ons is zij zeldzaam, op loss en kleigrond (vooral op rivierklei). L spüria-' Mill. Eironde leeuwenbek <fig. 165). Deze plant he


Size: 1424px × 1754px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants