. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . e flemme des Zoons Gods^ en die zegehoord hebben^ zullen keven. Joan : 25. Op HERT E. i6i Op Figuur LXXXIV. ó I eiigd, bespiegel i-i met my. En denk, hoe die gebecnt voor deezcii,Zoo fris en bloeijend was als gy. En dat gy ook als zy zult weezen;Daarom laat zinken s weerelds vreugd ^En zoekt uw Heil in waare deugd. i X^i^^^d? die den dooden c leeven gafiVerwek ons uit het flinkend zonden : XI. vers 40-44. J eztis zeide tot haar ^ hehhe ik ii niet ge-zegd^ dat^ zoo gy geloofd^ gy de heerlykbeidGods zien zult? Zy namen dan den fteen


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . e flemme des Zoons Gods^ en die zegehoord hebben^ zullen keven. Joan : 25. Op HERT E. i6i Op Figuur LXXXIV. ó I eiigd, bespiegel i-i met my. En denk, hoe die gebecnt voor deezcii,Zoo fris en bloeijend was als gy. En dat gy ook als zy zult weezen;Daarom laat zinken s weerelds vreugd ^En zoekt uw Heil in waare deugd. i X^i^^^d? die den dooden c leeven gafiVerwek ons uit het flinkend zonden : XI. vers 40-44. J eztis zeide tot haar ^ hehhe ik ii niet ge-zegd^ dat^ zoo gy geloofd^ gy de heerlykbeidGods zien zult? Zy namen dan den fteen iveg^ daar degeftowene lag. En Jezus hief de oogen op-zvaaris ^ en zeide ^ Vader ik danke u datgy ^^^y gehoord hebt. Dog ik wifl dat gy my altyd boord: maarom dtr [chaare -joille^ die rontom ftaat^ heb-bc ik [ dit ] gezegd^ op dat zy zouden geloo-i-en^ dat gy my gezonden hebt. En als Hy dit gezegd hadde , riep Ilymet grooter fïemme^ Lazarus komt uit. En de geffori-ene kwam uit, R 3 INIcc l6^ Het Overvloeijend zuivere Handen. De uure komt^ in welke alle die in de^\aven zyn^ zyne Jlemme zullen hoor zullen uitgaan, Joan: V, v. 28 en 2p. Op H E R T E. 263 Op Figuur LXXXV. .8 Je wyze fcheid wel voor een c kwaad van t goede rein te vaagen; Maar God zal fcheiden in t t laatftc punt van alle dagen. ê Groote dag! Van vreuzd en Ach! H et Goud, door deeze proef gekomenWord in den Heemel opgenomen; Terwyl t onwaardig fchuim zig fcheid,En in de helle neder gleid. M 2 Petri: III. vers 10-12, aar de dag des Heeren zal komen aheen dief in den nagt; in jjelken de Heeme-len met een gedruis zullen voor hy gaan^en de Elementen branden zullen en vergaan^en de Aarde en de v:erken die daar in zynzullen verbranden,Dcjoyl dan deeze dingen alle vergaan^R 4 ho£ *a^4 Het Overvloeijend hoedanlgen behoord gy te zyn in HeiUgefzvoandel en Godzaligheid? Ferj^ci^tende en haaiende tot de toekom ft evan den dag Gods^ in welken de Heemelendoor vuur ontfleeken zynde zullen ver


Size: 1487px × 1679px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism