. Zederyke zinnebeelden der tonge . Pulcherritna fallit imago. O heerlyk konffrapyt, met veelerlye kleuren (t oog!Van zydeengout doorftikt, wat blinkt gyfchoon voor- Wyl gy door beelden geeft een klaar en kort vertoogVan alles wat in veldt óf zeeflagh magh gebeuren,En in uw grootzen randt het vrindelykft faizoen,De prille Lente, toont met haar aanminnigh groen. Gy pronkt dit ruim vertrek op tót een hooffche kamer;Maar tilt men u eens op, men vindt een ruuwen wandt,Gefcheurt, door watert, óf berookt aan allen kant: Gy (trekt een gulden mars van eenen Voddekramer,Enzyt het eigen beeldt van eenen


. Zederyke zinnebeelden der tonge . Pulcherritna fallit imago. O heerlyk konffrapyt, met veelerlye kleuren (t oog!Van zydeengout doorftikt, wat blinkt gyfchoon voor- Wyl gy door beelden geeft een klaar en kort vertoogVan alles wat in veldt óf zeeflagh magh gebeuren,En in uw grootzen randt het vrindelykft faizoen,De prille Lente, toont met haar aanminnigh groen. Gy pronkt dit ruim vertrek op tót een hooffche kamer;Maar tilt men u eens op, men vindt een ruuwen wandt,Gefcheurt, door watert, óf berookt aan allen kant: Gy (trekt een gulden mars van eenen Voddekramer,Enzyt het eigen beeldt van eenen Huichelaar,Die, hoe hy meerder ftreelt ? is voller van gevaar. De Veinzaardt zal met fchyn van Gódtsdienft zich ver-mommen ; (aanHy trekt het kleedt van deugdt, van zede, of vrindtfehapOm by de waereldt voor een eerlyk man te gaan; (men>Maar zal, als waarheidt hem ontkleeden koomt, verftom-En yder wordt bekent, al fpreekt zyn mondt veel zoetEn t voorhoofdt deugdlyk ftaat, datt hart bergt gal enroet. Exercet der T O N G E*. Exercet orbis cunéius hifirioniam,Mimumque grex mortalis in terrts agitjUbique fucus regnat, exulat fides,Mens teéla, frons aperta, Jincerum nihilIntus volutant, fed mala mercis expedit cavere fraudium flrophas,Vaframque vulpem, qua leonina latensSub pelle celat peóius inftruóium dolis. D. B. De P4 zinnebeelden De Geveïnftheidt ofHuichelary, diezoetzingendeenquaadtwillende Syreen, wordt niet onaardigh indeezerwyzeafgefchetft: Als uit een bitter hol het water koomt gevlooten,Of neemet zynen loop door zwavelige goocen,Het fchynet menighmaal wel helder in het oogh,Maar lykewel de lmaak ganfch niet met allen uiterlyke glans van Gódtsdienft u niet batet,Zoo bitter is de grondt, en gy uw broeder hatet;Want is het binnenfte niet louter, en gevaagt,Hoe meendy, dat den Heer het büïtenfte behaagt ? dit quaadt is in deeze eeuwe onder allerhande flaghvanmenfchen zodanig voortgekroopen en gehuisveft, dat heteen gemeene ft


Size: 1617px × 1545px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorfolkemajacob169217, bookdecade1710, booksubjectemblems