. De flora van Nederland. Plants. Galium Mollugo a. elatum Fig. 384. G. Mollügo') L. Weide walstroo (fig. 384, 385). Deze plant is groen, al of niet behaard. Zij heeft een krachtigen, ver- takten wortelstok, waaruit meest vele vierkantige, in de knoopen iets opgezwollen, meestal kale stengels komen. De bladen staan in kransen van 6-8, zijn aan weerszijden groen, vrij kort, worden naar voren breeder, zijn stekelpuntig, aan den rand meest naar boven stekelig ruw en hebben een weinig uitstekende middennerf. De bloemen zijn welriekend, vuilwit, klein (3 mM), zij staan in een zeer wijd uitstaande,


. De flora van Nederland. Plants. Galium Mollugo a. elatum Fig. 384. G. Mollügo') L. Weide walstroo (fig. 384, 385). Deze plant is groen, al of niet behaard. Zij heeft een krachtigen, ver- takten wortelstok, waaruit meest vele vierkantige, in de knoopen iets opgezwollen, meestal kale stengels komen. De bladen staan in kransen van 6-8, zijn aan weerszijden groen, vrij kort, worden naar voren breeder, zijn stekelpuntig, aan den rand meest naar boven stekelig ruw en hebben een weinig uitstekende middennerf. De bloemen zijn welriekend, vuilwit, klein (3 mM), zij staan in een zeer wijd uitstaande, losse pluim met uitgespreide of omgebogen, vrij korte takken , die vrijwel van beneden af bloemen dragen. staan de bloemen vrij dicht opeen. De slippen der bloemkroon zijn genaaid. De vrucht is zwak korrelig, klein, onbehaard. 3-12 dM. 2].- Mei—Augustus. De plant blijft bij het drogen meestal groen. Vormen zijn: a. elatum"-') Thuill. (fig. 384). Stengel slap, opstijgend of liggend (in kreupelhout rechtopstaand en tot 1 M lang). Bladen langwerpig-lancetvormig, stomp, dof, teer. Takken en takken der pluim afstaand. Vruchtstelen vaak nauwelijks langer dan de vrucht, hori- zontaal afstaand of zelfs iets teruggeslagen. Vrucht (fig. 384) klein. Bloem- kroon wit, iets geelachtig. 8-12 dM. Juni—Augustus. S. eréctiim-') Huds. (fig. 385). Stengel stijf, rechtopstaand, tot 5dM lang. Bladen stijf, langwerpig-lijnvormig, spits, met 2 glanzende strepen naast de rugnerf. Takken en takken der dichtere pluim schuin opstaand. Vrucht- stelen lang, rechtopstaand. Vrucht (fig. 385) groot. Bloemkroon zuiver wit, grooter dan bij «. 3-8 dM. Mei—Juli. Biologische bijzonderheden. De sponsachtige woekeringen, die bij het geslacht Galium beschre- ven zijn, gaan hier niet van den voet der bladen uit, maar van de groene schors van den stengel in de nabijheid van de inplantingsplaatsen der bladen en der zijtakken. Zij verheffen zich als omwallingen, waarvan er verscheidene aaneensluiten e


Size: 1428px × 1751px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants