Archive image from page 566 of De flora van Nederland (1909-11). De flora van Nederland defloravannederl01heuk Year: 1909-11. FAMILIE 18. â GRAMINAF-:. â 525 zeer kort behaard, 4-6-bloeiiiij, roodachtig violet of bruinaclitij aaneloopen en staan op draadvormige, aan den top iets verdikte stelen. De bloemen staan vrij dicht bijeen. Het onderste kroonkafje is lancetvormig, vaak naar boven behaard en heeft een korte naald of een naald half zoo lang als het kafje. Er zijn 3 meeldraden en een kaal vruchtbeginsel (fig. 462). 2|. 4,5-9 dM. Juni, Juli. Variëteiten zijn: S. diimctóriim ') Gaud. Aart


Archive image from page 566 of De flora van Nederland (1909-11). De flora van Nederland defloravannederl01heuk Year: 1909-11. FAMILIE 18. â GRAMINAF-:. â 525 zeer kort behaard, 4-6-bloeiiiij, roodachtig violet of bruinaclitij aaneloopen en staan op draadvormige, aan den top iets verdikte stelen. De bloemen staan vrij dicht bijeen. Het onderste kroonkafje is lancetvormig, vaak naar boven behaard en heeft een korte naald of een naald half zoo lang als het kafje. Er zijn 3 meeldraden en een kaal vruchtbeginsel (fig. 462). 2|. 4,5-9 dM. Juni, Juli. Variëteiten zijn: S. diimctóriim ') Gaud. Aartjes kort behaard. Stengelbladen vaak iets samengevouwen. 7. arenaria-) Fr. Aartjes meest groot (9-10 mM), wollig behaard. Bladen vrij stijf, ook de stengelstandige vaak los samengevouwen. Pluim groot. Biologische bijzonderheid. De helmdraden slaan zoo naar beneden om, dat daardoor zelfbestuiving is verhinderd. Voorkomen in Europa en in Nederland. De soort komt in droge bos- schen, zandvelden en in de duinen in geheel Europa voor. Zij is bij ons algemeen. De var. /5. is op verscheiden plaatsen gevonden, de var. â¢/. is aan zeekusten vrij algemeen. F. elailor') L (F. pratÃnsis ) Huds.). Beemdlangbloem (fig. 463). Deze soort is los zodenvormend. Zij heeft een meest korten, soms langer kruipenden wortelstok. De stengel is meest boogvormig opstijgend en draagt meest boven den voet 3 bladen, de knoop van het bovenste ligt omstreeks in het midden van den stengel. De bladen zijn in de jeugd opgerold, zij hebben een meest gladde, open scheede en een meest vrij gladde, slappe schijf. Het tongetje (fig. 463) is kort en heeft geen oortjes. De pluim is smal, 1-2 dM lang, voor en na den bloeitijd samengetrokken, tijdens dezen uit- gespreid. De onderste tak draagt meest 4-6 aartjes, is niet half zoo lang als de pluim en heeft meest een veel korter takje, dat 1-2 aartjes draagt, aan den voet. De aartjes (fig. 463) zijn langwerpig of lancetvormig, 9-11 mM lang, los 3-13-(meest 7-8)-blo


Size: 1252px × 1598px
Photo credit: © Actep Burstov / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: 1900, 1909-11, archive, book, bookauthor, bookdecade, bookpublisher, booksponsor, booksubject, bookyear, drawing, heukels_hendrik_1854_1936, historical, history, illustration, image, leiden_n_v_boekhandel_en_drukkerij_voorheen_d_j_br, page, picture, plants, print, reference, the_luesther_t_mertz_library_the_new_york_botanical_, vintage, zimmermann_a_albrecht_b_1860