. De flora van Nederland. Plants. De var. gevonden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in lieggen en bossclien, vooral in Midden- en Noord-Europa voor. Zij is bij ons vrij algemeen, vooral in Üverijsel en Groningen, weinig komt zij voor in Noord- en Zuid-Holland en niet in Noord-Brabant. In tuinen wordt zij veel ge- kweekt, ook met gevulde bloemen. C. monógyna-) Jacq. Eenstijlige meidoorn (fig. 716). Hierbij zijn de jeugdige takken vaak behaard. De bladen zijn omgekeerd eirond, met wigvormigen voet, meest diep 3-5- spletig, met naar voren gezaagde slippen, zij zijn van onderen
. De flora van Nederland. Plants. De var. gevonden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in lieggen en bossclien, vooral in Midden- en Noord-Europa voor. Zij is bij ons vrij algemeen, vooral in Üverijsel en Groningen, weinig komt zij voor in Noord- en Zuid-Holland en niet in Noord-Brabant. In tuinen wordt zij veel ge- kweekt, ook met gevulde bloemen. C. monógyna-) Jacq. Eenstijlige meidoorn (fig. 716). Hierbij zijn de jeugdige takken vaak behaard. De bladen zijn omgekeerd eirond, met wigvormigen voet, meest diep 3-5- spletig, met naar voren gezaagde slippen, zij zijn van onderen bleekgroen. De bloemen zijn wit, zij zitten in grooter aantal bijeen dan bij de andere soort, doch zijn kleiner. De kelkslippen zijn lancetvormig, toegespitst, van buiten viltig, klierloos, bij de vrucht vaak teruggeslagen. Er is meest 1 stijl. De schijn- vrucht is bolrond met 1 steen, iets grooter dan bij C. Oxyacantha. Overigens komt zij veel met deze overeen. t\ 18-45 dM. Mei, Juni. Bloeit in den regel 14 dagen later dan de vorige. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze komt in heggen en bosschen in bijna geheel Europa voor en is ook bij ons in de meeste provinciën vrij algemeen, in tuinen wordt zij veel gekweekt, vooral met roode bloemen. 16. Méspiliis •^) L. Hiertoe behoort slechts eene soort. M. germanica^) L. Mispel (fig. 717). Dit is een doornige heester (in gekweekten staat een kleine boom zonder dorens) jeugdige takken zijn behaard, van kleine lensvormige lichaampjes voorzien, die in het midden een overlangsche spleet hebben. De bladen zijn langwerpig-lancetvormig, gaafrandig of naar voren getand, van onderen viltig, van boven groen, kortge- steeld. De steunbladen zijn vrij en vallen af. De bloemen zijn wit, vrij groot, bijna zittend, zij staan eindelings en alleen. De kelkslippen zijn 5 in getal, zij zijn wollig behaard, zijn lijn-lancetvormig, gaafrandig, blijvend, langer dan de bloemkroon, aan de vrucht afstaand. De kroon- bladen zijn 5 in getal, wit, bijn
Size: 1394px × 1792px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants