. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. 551 A. Kelkkafjes 7-9-nervig. Bladnerven vrij dik, dicht bijeen, met vele rijen korte haren of knobbels bezet. Deze vorm gelijkt het meest op T. junceum, doch is in alle deelen kleiner en fijner en verder van haar te onder- scheiden, doordat de stengel meest slechts 3-6 dM hoog en dunner is, doordat de bladen een dunnere, vaak vlakke schijf hebben, wier nerven met minder talrijke, iets scherpe haren bezet zijn. De aar is stijf, de spil meest minder bros, vaak bijna taai. De aartjes zijn 5-8-bloemig, staan meest dicht bijeen, zijn rechto
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. 551 A. Kelkkafjes 7-9-nervig. Bladnerven vrij dik, dicht bijeen, met vele rijen korte haren of knobbels bezet. Deze vorm gelijkt het meest op T. junceum, doch is in alle deelen kleiner en fijner en verder van haar te onder- scheiden, doordat de stengel meest slechts 3-6 dM hoog en dunner is, doordat de bladen een dunnere, vaak vlakke schijf hebben, wier nerven met minder talrijke, iets scherpe haren bezet zijn. De aar is stijf, de spil meest minder bros, vaak bijna taai. De aartjes zijn 5-8-bloemig, staan meest dicht bijeen, zijn rechtop aanliggend, ook meest tenslotte niet uitstaand. De kelkkafjes zijn lijn-lancetvormig, iets breed, spits, meest omstreeks -'[. niaal zoo lang als het aartje. Het onderste kroon- kafje is meest stompachtig of spits, meest ongenaaid, zelden met een korte stekelpunt of naald T. normale^) Aschers. et Gr. B. Kelkkafjes 6-nervig. Bladnerven iets van elkaar verwijderd, met een een enkele rij knobbeltjes, borstels of haren bezet. Deze vorm gelijkt het meest op T. repens, doch verschilt er van door de volgende ken- merken. Plant grijsgroen. Bladen met stijver, meest borstelvormige, samengerolde, vaak ste- kende schijf, waarvan de nerven dikker zijn en meer opeengedrongen staan. Aarspil soms iets bros. Aartjes grooter, meest 13-16 mM lang, ten slotte uitstaand, of soms op die van T. junceum gelijkend, stijf, gesloten. Kelkkafjes iets stomp of spits. Onderste kroonkafje spits of soms in een korte naald uitloopend (fig. 492). (T. acütum D. C, Agropy'rum acütum Godr.). T. acütum-) Aschers. et Gr. Voorkomen in Europa en in Nederland. De vorm A. komt aan het strand van den Atlantischen oceaan voor, de vorm B. aan de kusten (strand, droge weiden) van den Atlantischen oceaan en van de Noordzee voor. De vorm A. is bij ons waarschijnlijk zeldzaam, de vorm B. vrij algemeen. T. cristatum '; Schreb. Kamdragende tarwe. Deze plant is dicht zodenvormend. Zij heeft een rechtopstaanden of gekn
Size: 1388px × 1800px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants