. Toonneel des menschelikken levens : Of de vernieuwde gulden winkel ; waer in door poëtische, historische, morale, en schriftuurlikke leeringen, den mensche vertoont werdt, hoedanigh hy zijn leven, handel, en wandel, zediglik, eerbaarlik en vermakelik fal overbrengen . quaad zij n ftraffe vind, en t goede zij nenloon. Hoc ^y INHOUDT. Hoe deene om leege valt, en danderis geklommen:Wan neer, waarom, waar door, dit al is by gekommen, & als ik nu te gaar het onderfcheiden werkVan alle fchnj vers raap, zo is hun oogen-merk,En doel- wit al gemeen gewecft het fchoon bekranfleBeeld van doprecht
. Toonneel des menschelikken levens : Of de vernieuwde gulden winkel ; waer in door poëtische, historische, morale, en schriftuurlikke leeringen, den mensche vertoont werdt, hoedanigh hy zijn leven, handel, en wandel, zediglik, eerbaarlik en vermakelik fal overbrengen . quaad zij n ftraffe vind, en t goede zij nenloon. Hoc ^y INHOUDT. Hoe deene om leege valt, en danderis geklommen:Wan neer, waarom, waar door, dit al is by gekommen, & als ik nu te gaar het onderfcheiden werkVan alle fchnj vers raap, zo is hun oogen-merk,En doel- wit al gemeen gewecft het fchoon bekranfleBeeld van doprechteDeugd,deBruyd daartal om volgende als op t fpoor (hoe qualik het my veugd )DenSchüuburgopendoe, drarindefiercjeugd,Op een vermaart Toonneel, verzien met pronk gordijnen fDe gancfchewcereld, heel bchaaglik, ziet Rijmkonft vindt menhier gevoeggelikgepaart,Met Beelden j wijlze zijn gezufters van een fpreekt, en dander fwijgt. dEen klapt dat d*ander Rij m verklaart den zin, en leerlikheid van t beelden zijn de ftofvant vloeiende gedicht >En toonen ieder zo een vrolikaengeficht. VONDELEN. U 1 TOONNEEL Zie hier twee Werelden y deen groot en dander klecti$Die wonderlik te zaam zich dragen over 1 Mcnrchcnheerlikheidjvermogen^prachtenroem,Is niet, dan gras en hooy, of d*alderminfte bloem. GOD, daldtr-^olkpmenfteWerkmeefier, heeft den menjch veel heerUkjier en^err btyenalleanderedierengefchapen:-^ant de dierenfiaen, alleen tot haers levens onderhoud , en dermenjchen dienjihaerheid, haergezichte na de aerde, en zijn om htter loher toediel hekpmmert:maer den menfch heeft hy alzoogefchapen, dat hy, met ztfne oogen opwaerts, ahijdt de treflikji^luerken Gods met verwondering moet aenfchow^en : Bejiaende uit fSteedeelen, als ^enlii^i^e gaerdfche, en verganklikh 3 * ^eten het Lichaem: *t ander uit onsjenlik^e, hemelfche en on-verganklikj^e, te ^eten de Ziele. En ^o ivy dit nauwer billen , zullen bebinden
Size: 1801px × 1387px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorvondeljoostvanden1, bookdecade1660, booksubjectemblems