. De flora van Nederland. Plants. 400 — CYPERACEAE. FAMILIE Carex pallescens Fig. 321. De bloeiwijze bestaat uit 2-3 dicht bijeenstaande of iets uit elkaar staande, gesteelde, vrouwelijke aartjes en een mannelijk topaartje. Het onderste schutblad is niet of kort scheedeachtig, steekt meest boven de bloeiwijze uit en is, evenals de overige, eerst gegolfd, later glad. De vrouwe- lijke aartjes zijn kort cylindrisch, meest tot omstreeks 1,5 cM lang, vrij lang (meest nauwe- lijks 2 cM) gesteeld, rechtopstaand of knikkend, de kafjes (fig. 321) zijn eirond, stekelpuntig, geelachtig wit met groen


. De flora van Nederland. Plants. 400 — CYPERACEAE. FAMILIE Carex pallescens Fig. 321. De bloeiwijze bestaat uit 2-3 dicht bijeenstaande of iets uit elkaar staande, gesteelde, vrouwelijke aartjes en een mannelijk topaartje. Het onderste schutblad is niet of kort scheedeachtig, steekt meest boven de bloeiwijze uit en is, evenals de overige, eerst gegolfd, later glad. De vrouwe- lijke aartjes zijn kort cylindrisch, meest tot omstreeks 1,5 cM lang, vrij lang (meest nauwe- lijks 2 cM) gesteeld, rechtopstaand of knikkend, de kafjes (fig. 321) zijn eirond, stekelpuntig, geelachtig wit met groene middenstreep en zijn korter dan de urntjes. Er zijn 3 stempels. De urntjes (fig. 321) zijn kaal, langwerpig-ellipsoï- disch, meest nauwelijks 3 mM lang, iets samen- gedrukt, glanzend, generfd, stomp, zonder snavel, geelgroen. Het mannelijke aartje is veel- en dichtbloemig, smal cylindrisch, knotsvormig, zijn steel steekt meest niet boven het bovenste vrouwelijke aartje uit, zijne kafjes zijn eerst witachtig met groene midden- streep, later roodachtig geel. De vruchten zijn eirond, driekantig, geelbruin. 4. 2-5 dM. Mei, Juni, zelden tot Augustus. Deze soort valt sterk op door de, vooral op de bladscheeden, duidelijke beharing. Van C. hirta onderscheidt zij zich door de uitloopers. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa in vruchtbare weiden en op vochtige plaatsen in bosschen voor. Zij is bij ons vrij zeldzaam. C. péndula') Huds. Hangende z e gg e (fig. 322). Deze plant is iets grasgroen, dicht zodenvormend en lieeft een l<raclitigen, donkeren wortelstok. De stengel is stijf rechtopstaand , scherp driekantig, glad, veel langer dan de bladen, gelijkmatig tot aan de bloei- wijze bebladerd. De onderste bladen hebben een donker- roode, roodbruine of bruine, soms zwak rafelende scheede en een tot 2 ci\I breede, vlakke, geleidelijk in een bijna ste- kende punt versmalde zwak of boven zeer ruwe, van onderen door de middennerf gekielde, van boven met


Size: 1429px × 1749px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants