. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. â COMPOSITAE. 357 A. parviflórus ') Nees. K 1 c i n b I o c m - a s t c r. Bij deze plant is de sleiij;cl rechtopstaand, kort liehaaid en piiiiiiivorniiK vertakt. De takken en meest ook de takjes vormen trossen. De sten),'elliladen zijn in het midden ver- wijderd scherp ),'ezaa>jd, zij zijn teer en van boven aan den rand ruw. De bladen aan de takken zijn lijnvormi),', die aan de takjes ,'vverpi)4-iancetvormiK. De hoofdjes zijn klein (de kleinste van de bij ons voorkomende soorten). De omwindsel- bladen staan aan den top af. De straalbloem
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. â COMPOSITAE. 357 A. parviflórus ') Nees. K 1 c i n b I o c m - a s t c r. Bij deze plant is de sleiij;cl rechtopstaand, kort liehaaid en piiiiiiivorniiK vertakt. De takken en meest ook de takjes vormen trossen. De sten),'elliladen zijn in het midden ver- wijderd scherp ),'ezaa>jd, zij zijn teer en van boven aan den rand ruw. De bladen aan de takken zijn lijnvormi),', die aan de takjes ,'vverpi)4-iancetvormiK. De hoofdjes zijn klein (de kleinste van de bij ons voorkomende soorten). De omwindsel- bladen staan aan den top af. De straalbloemen zijn wit, aan het einde van den bloei rood- achtig;, even lan-f als de omwindselbladen. 6-9 dM. :|.. AugustusâOctobcr. Voorkomen. De plant komt uit Noord-Aiiierika en komt als sierplant bij ons voor. Zij is verwilderd {jevonden bij Nijmci^cn. Wai,'eninji;en, Amersfoort, aan de Mark, bij Maastricht. Limmcl en Roermond. A. laévis -') L. G 1 a d d e a s t e r (ü<i. 434). Deze plant draagt geen klierharen en zij heefteen onbchaarden, los pluim- of scherm-pluimvormig vertakten stengel. De bladen zijn eirond-lancctvor- mig tot lancetvormig, weinig gezaagd, de bovenste zijn gaafrandig, met breed hartvormigen voet stengel- omvattend, zij zijn alle stijf, geheel kaal en glad, alleen van boven aan den rand ruw, die der takjes zijn zeer klein. De takken dragen een hoofdje of hebben 1-3 takjes met kleine bladen, die ieder een hoofdje dragen De omwindselbladen zijn alle wit gerand met een groene niiddenstreep, zij zijn lancetvormig tot lijn-lancetvor- mig, driehoekig toegespitst, alleen aan den top scherp afgezet breed kruidachtig. Zij liggen dicht dakpans- gewijze, de buitenste hebben nauwelijks ' - van de ïengte der binnenste. De straalbloemen zijn blauw, de schijfbloemen geel. De vruchten zijn samengedrukt, iets behaard. 6-12 dM. z^. September, October. Voorkomen. De plant komt uit Noord-Amerika en is bij ons als sierplant gekweekt en bij Barchem en Venlo verwilderd ge
Size: 1279px × 1954px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants