. De flora van Nederland. Plants. 296 CUCURBITACEAE. FAMILIE Bryonia dioica Fig. 366. a tak met vruchten. knolvormig opgezwollen, vleezig, witachtig en riekt bij het opensnijden eigenaardig, doch niet onaangenaam. De stengels zijn zeer lang, dun, hoekig, kaal of kortbehaard en klimmen door spiraalvormig gewonden, meest enkelvoudige ranken, die tegenover de bladen staan. De bladen hebben een hartvormigen voet, zijn handlobbig met 3-7 spitse, bochtig getande lobben. De vrouwelijke bloemen staan in bijna zittende schermvormige pluimen , de mannelijke vormen ook dergelijke bloei- wijzen, die


. De flora van Nederland. Plants. 296 CUCURBITACEAE. FAMILIE Bryonia dioica Fig. 366. a tak met vruchten. knolvormig opgezwollen, vleezig, witachtig en riekt bij het opensnijden eigenaardig, doch niet onaangenaam. De stengels zijn zeer lang, dun, hoekig, kaal of kortbehaard en klimmen door spiraalvormig gewonden, meest enkelvoudige ranken, die tegenover de bladen staan. De bladen hebben een hartvormigen voet, zijn handlobbig met 3-7 spitse, bochtig getande lobben. De vrouwelijke bloemen staan in bijna zittende schermvormige pluimen , de mannelijke vormen ook dergelijke bloei- wijzen, die echter langgesteeld en grooter zijn. De kelk der vrouwelijke bloemen is half zoo lang als de bloemkroon en heeft driehoekige slippen. De bloem- kroon is geelachtig-wit, diep 5-deelig. De stijlen zijn 3-spletig of -deelig met ruw behaarde stempels. Bij de vrouwe- lijke plant zijn de bloemstelen en bloem- kronen aan den rand verspreid kortbe- haard. De vrucht is een bes, zij is 5-8 mM in middellijn, kersrood, 3-hokkig, bolrond, glad, rechtopstaand, met een onaangenaam riekend sap en 4-6 ellip- tische zaden. 24-36 dM. !]-• Juni—Sep- tember. De plant is vergiftig, zij bevat een zeer bittere, purgeerende stof, de bryonine en is wel als geneesmiddel gebruikt. Biologische bijzonderheden. De mannelijke bloemen zijn dubbel zoo groot als de vrouwelijke en ontvangen dan ook gewoonlijk het eerst bezoek van insecten. In de bloemen wordt honig afgescheiden door den bodem van een naakte, vleezige nap, die door vergroeiing van de onderste deelen van kelk en bloemkroon is ontstaan. De vrouwelijke bloemen vallen door hare groenachtige kleur wel niet zeer op, te meer niet, omdat zij vrij wel tusschen de bladen verscholen zitten, maar door haar, al is het vrij zwakken, geur weten de insecten ze toch wel te vinden. Trouwens is bij deze plant ook parthenogenesis, d. i. ontwikkeling van het eitje tot zaad, zonder inwerking van het stuifmeel, waargenomen. Volgens sommigen komen uit zulke zaden al


Size: 1272px × 1963px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants