. De flora van Nederland. Plants. 272 CRUCIFERAE. FAMILIE 39. (fig. 314) zijn dik, veel langer dan de even dikke steel, stomp vierkant en knobbelig, met 3-nervige kleppen. De zaden zijn langwerpig, cylindrisch, sterk in de lengte gestreept, bruinachtig en staan in een rij. 1,5-9 dM. OO. April—Juni. Biologische bijzonderheden. De honigkliertjes zitten aan den voet der korte meeldraden. De honig wordt niet, zooals meestal het geval is, aan de buitenzijde dier meeldraden afgescheiden , doch aan de binnenzijde en hoopt zich dan ook in de bloemkroonbuis op. De kelkbladen doen dus hier geen dienst v
. De flora van Nederland. Plants. 272 CRUCIFERAE. FAMILIE 39. (fig. 314) zijn dik, veel langer dan de even dikke steel, stomp vierkant en knobbelig, met 3-nervige kleppen. De zaden zijn langwerpig, cylindrisch, sterk in de lengte gestreept, bruinachtig en staan in een rij. 1,5-9 dM. OO. April—Juni. Biologische bijzonderheden. De honigkliertjes zitten aan den voet der korte meeldraden. De honig wordt niet, zooals meestal het geval is, aan de buitenzijde dier meeldraden afgescheiden , doch aan de binnenzijde en hoopt zich dan ook in de bloemkroonbuis op. De kelkbladen doen dus hier geen dienst van honigreservoirs, in verband daarmede staat het spoedig afvallen van deze. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij Stenophragma. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant groeit in heggen en op beschaduwde plaatsen door geheel Europa en is ook bij ons algemeen. De plant heeft gewreven een sterken knoflookgeur, die als bij de Allium- soorten door allylsulfid wordt veroorzaakt, trouwens ook bevat de plant rhodaanallyl als de meeste Cruciferae. De plant werd vroeger gebruikt als bloedzuiverend middel. 12. Braya ^) Sterub. et Hoppe. B. supina-; Koch. Hauwkers (fig. 315). Uit den penworte! komen eenige wortelbladen en eenige op den bodem liggende, uitge- spreide, kort en stijf behaarde, los bebladerde stengels. De bladen zijn gesteeld, vinspletig tot vindeelig met langwerpige of langwerpig-lijnvormige, gave of bochtige zijslippen en een grootere eindsiip. De bloemen zijn alleenstaand in de oksels der bladen (men zegt ook wel in bebladerde trossen), zij zijn wit of iets geel, klein. De kelkbladen zijn even lang als de bloemstelen. De vruchttros is bebladerd, los. De hauwen zijn met de korte steeltjes iets afstaand, lijnvormig, een weinig samen- gedrukt, kort behaard, 5 a 6 maal zoolang als de stelen, met kleppen zonder nerven. De zaden zijn klein, ovaal, in 2 rijen ge- plaatst. 1,5-5 dM. 0. Juni—Augustus- Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant
Size: 1156px × 2161px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants