. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . 21. Sero detreoiat onus quifubijt. Hier voortijdcs als ick placht van minnen thooren fpreken ^ En van dat bitter foet en van die loofe treken, My docht het was foo moy , men kofter uyt en in,Dat heeft my eerft gebrocht het minnen in de fin. Ick fach het jock wel aen, maer t docht my licht om weren> Gevlochten en gebreyt van roof kens t faemgclefenVuyt Vcnus gouden tuyn, my docht ick was een man^Maer als ick weet watt is, en kan ick niet daer van. 22. ^Terclowfiejfo mlfirmjt. Als ickhebb vrygcweeft, ick haddegroot verlangenOm vafl: te mogen fijn, ick mo


. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . 21. Sero detreoiat onus quifubijt. Hier voortijdcs als ick placht van minnen thooren fpreken ^ En van dat bitter foet en van die loofe treken, My docht het was foo moy , men kofter uyt en in,Dat heeft my eerft gebrocht het minnen in de fin. Ick fach het jock wel aen, maer t docht my licht om weren> Gevlochten en gebreyt van roof kens t faemgclefenVuyt Vcnus gouden tuyn, my docht ick was een man^Maer als ick weet watt is, en kan ick niet daer van. 22. ^Terclowfiejfo mlfirmjt. Als ickhebb vrygcweeft, ick haddegroot verlangenOm vafl: te mogen fijn, ick moeftc fijn gevangen :Ick fach het minnen aen ^ het was een lieflick fpel,V Vaer dat ick henen fach, het ging al even wel:Ick (ach de Vryers aen, ick fach haer foentjens geven ,En foete praetiiytflaen: ick docht, dat waer mijn leven^My ciochc het ging foo wel. maer als ick ben int word ick eerft gcwaer hoe dathetgaet tewerck. M J 25 Mon t^4 Emblbmatavanminms. 25. Monmdmefuit, 24. No^iuaHtintumulis^fufer mqus cadavera 2 j. Mon mal mefuit. Het gene dat ick vlie dat moet ick felve draegen ylek vo^re vvaer ick gae het geen dat my doet klacgenJ Ick wend* my hierend daer, ick ben noch even blende. Ick gae, ick keer, ick kom^t beginfeÜs het fy dat ick blijde ben, t fy dat ick ben verbolgen,Het gene dat ick vlie, dat moec ick felve volgen. Daer ick gae is mijn liefd/ick moeter doch wel aen , Ick moft my fclven ecrft, woud ick mijn brandt ontgaen • 14. Nociua ut in tumalis ^fupcr utqt4e cadavera bttbo. Ick ben een levend lijck: nu denckick eerft om minnen. Als ander houden op, dan gae ick eerft beginnen. De doodt klopt voor de poort, Cupido woont int hert»Ickfmaecke voor mijn dootdie Uefelicke fmert. Ick ben mijn leven quijt, nudenckickom te leven : Mijn leven dat begint alft my wilt gaen begeven. Het komt ofvroechoft latt: ick vreefde krijge voor mijn graf mijns alderliefften Ichoot. F I N I S. HYM- HYMNV S oft LOF-SANCK van BACCHVS, yVaer int ghe


Size: 2670px × 936px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorschrijverpieter15761660, bookiddan, booksubjectemblems