. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . ^ DanielisHeinsit lek die tevoren placht mijn lefer te gaen foccketlMet een forchvuldich hert door al des weerelts kenne nu maer een, en komend in u handt,Aenbiddeden autaer van u volmaeckt fonder yemandt meer beneven u te achten,Stort ick in uwen fchooc het mcrch van mijn gedachten,Het beeldt van mijn gemoet: gelijckickaltijdt benInt midden van den brandt getrocken met de fietaen hetleet,waer yan de befte vruchtenNiet anders fijn dan pijn, dan klagen ende Tuchten,Siet aen het droef geluyt :> dat voortijt uyt de mondtA


. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . ^ DanielisHeinsit lek die tevoren placht mijn lefer te gaen foccketlMet een forchvuldich hert door al des weerelts kenne nu maer een, en komend in u handt,Aenbiddeden autaer van u volmaeckt fonder yemandt meer beneven u te achten,Stort ick in uwen fchooc het mcrch van mijn gedachten,Het beeldt van mijn gemoet: gelijckickaltijdt benInt midden van den brandt getrocken met de fietaen hetleet,waer yan de befte vruchtenNiet anders fijn dan pijn, dan klagen ende Tuchten,Siet aen het droef geluyt :> dat voortijt uyt de mondtAlleenlick quam gevioeyt, maer nu uy ts herten fietaen dit werck, en overdefe dichtenLaet eens de gouwen glans van u fchoon oogen lichten,Dat vier van u geficht, daer mede ghy doorboortDe veften van mijnfiel, my liefelick hebt my ecrfl:gequetft. fijt weder degeneferVan defe droeve fieckc. Dit doende lieve Lefer VVenfeh ick u veel gelucks, myfelvenfoo veelgoetAls ghy my nu verdriet en fwarichey t aendoet. Domma. Nedir-dvytschePoemata,^ tS ^omim feryitum libertatis fumma eft. Lle die met haet en nijt Tegen my ontfteken fijt, Laet nu blijcken ugemoet Over mijn voornaemfte dat ick hebbeenen ftaecDie het al te boven is foo groot van maehtDie ick by my felven Koninck op der eerdtDie ick acht van fulcker weerdt-Prins en Vorftvvie dat hetfyStel ick ver beneden my. Gifteren des avonts laetKreechickdefenieuweftaet^Als ick flaef geworden benVan de fchoonfte die ick ken. Al de loon die ick verw^achtIs geen rijckdom, is geen macht,Maer dat zy eens van ter fyWerp een lieflick oogop my. Dat zy met die foete mondtDie my doodeücken wondt,Daer mijn fiel haer herberch heeft^Daer zy woont en altijt de deuren van koraelDaer Cupido heeft zij n fael> Daer lo DanielisHbxn$xï Daer hy eerftmael is gcteelc,Tegen mijne lippen fpeelt. Doende daer by eenen lach , Die niet fachterwefen mach, Soeten dief van mijn gemoet, , Die my leve


Size: 1554px × 1607px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorschrijverpieter15761660, bookiddan, booksubjectemblems