. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . er hy dat woordt te voorfchyn bragt,Dat woordt, waardt dat men t minde. ó Zon van ons gemoedt!Hoe heerlyk ilraalt uw helder licht, Op ons ter neer, nu gy t gezigt, Der ziel met wasdom voedt. Dat woordt ó Wondre-zoon Ó Lelybloem vol liefflykheidt Dat als een Roos zyn geur verfpreidt Spant boven al de dan met wys beraadt, ó Menfch! die bloem van haaren fleek En Z I N N E-B E E L D E N. 73 En laat dat dierbaar woordc zoo eel,U zyn een levendt Heer ons met dat broodt!Dat woordt, dat overdierbaar zout!Schenk ons dat ziel-kleinoot


. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . er hy dat woordt te voorfchyn bragt,Dat woordt, waardt dat men t minde. ó Zon van ons gemoedt!Hoe heerlyk ilraalt uw helder licht, Op ons ter neer, nu gy t gezigt, Der ziel met wasdom voedt. Dat woordt ó Wondre-zoon Ó Lelybloem vol liefflykheidt Dat als een Roos zyn geur verfpreidt Spant boven al de dan met wys beraadt, ó Menfch! die bloem van haaren fleek En Z I N N E-B E E L D E N. 73 En laat dat dierbaar woordc zoo eel,U zyn een levendt Heer ons met dat broodt!Dat woordt, dat overdierbaar zout!Schenk ons dat ziel-kleinoot van gout!Dat heil-kruidt voor de dat het vruchten geeft;Het hart wordt met dat broodt gevoedt;En t woordt de ziel dat voordeel doet,Dat ze onverderfflyk zal ze vol van moedt,Verciert met t goude feefl gewaadt,De doodt als die ons tegen gaat,Vertreeden met den voet. Jefaias Cap. xl. vers 8. Het gras verdort^ debloeme valt af: maar het woordt onzes Godts be-jlaat in der eeumgheidt. E 5 XIX. 74 STICHTELYKEX I X. Hebreen Cap. xi. vers 15, ï6. Ende indien zydiest{l^aderlandts) gedagt hadden van welk. zy uitge-gaan waren y zy zouden tydt gebadt hebben om we^der te keer en. Maar ?iu zyn zy begeerig 7iaa een beter, dat is, naahet bernelfcbe, Daarorn enjcbaamt hem Godt ba-rer niet, om baren Godt genaamt te worden^ wanthy badde baar eenftadt bereidt Wat ftrekt het meenig een tot lufl,Terwyl hy leeft, om kuil by kuft, En Z I N N E-B E E L D E N. 75 En landen, fleeden, Koningkryken,Te zien; men ziet veel wonderheên,Maar in de reis-lufl: zyn met een,Gevaaren, die ons doen fleile berg, een fcherpe klip ,Dreigt t wagenradt, of *t zeilendt fchipOm ver te werpen, of te is me een duim breedt van de doodt:Nogh noemt men dit een lufl zoo grootDat niets ons daar van af kan reifl men t rondt der waereldt naaulyks denkt men eens om t fpoor,Zyns her te en in zig zelfs te wondre waereldt in het klein,Daar fchyn


Size: 1715px × 1456px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1700, bookdecade1740, booksubjectemblems, bookyear1740