. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 10. LILIACEAE. 287. Polygonatum officinale Fig. 198. kaal, boven het vruchtbe^nnsel niet samengetrokken, naar boven buikig, evenals de meeldraden kaal, witgroenaclitig. De vrucht (fig. 196) is een bes, zoo groot als een erwt (tot 1,4 cM lang en breed), zwartblauw, met zaden, die van glimmende puntjes zijn voorzien. 4- 1,5-4,5 dM. Mei, Juni. Bioloirischc bijzonderheden. De bloemen rieken naar bittere amandels. Aan het vruchtbeginsel wordt honig afgescheiden en in den voet der bloemkroon- buis bewaard. Het zijn langsnuitige insecten, vooral hommels, die


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 10. LILIACEAE. 287. Polygonatum officinale Fig. 198. kaal, boven het vruchtbe^nnsel niet samengetrokken, naar boven buikig, evenals de meeldraden kaal, witgroenaclitig. De vrucht (fig. 196) is een bes, zoo groot als een erwt (tot 1,4 cM lang en breed), zwartblauw, met zaden, die van glimmende puntjes zijn voorzien. 4- 1,5-4,5 dM. Mei, Juni. Bioloirischc bijzonderheden. De bloemen rieken naar bittere amandels. Aan het vruchtbeginsel wordt honig afgescheiden en in den voet der bloemkroon- buis bewaard. Het zijn langsnuitige insecten, vooral hommels, die er heenkomen. De stempel vult den ingang der bloemdekbuis bijna geheel en daar de helmknopjes 3 niM dieper staan, zullen bezoekende hommels eerst den stempel aanraken en daaraan vreemd stuifmeel afgeven en eerst daarna nieuw stuifmeel krijgen. Zoo is kruisbestuiving verzekerd, terwijl bij uitblijvend insectenbezoek door neer- vallend stuifmeel zelfbestuiving kan geschieden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa voor in boschrijke streken, vooral op hooge gronden. Daar is zij bij ons vrij algemeen. Volksnamen. Bijzondere namen zijn in de Graafschap Zutphen jacobs- laddertje, daar en in Salland en Zuid-Limburg dalkruid. P. multiflórumi) All. (Convallaria multiflóra L.). Veelbloemig salomons- zegel (fig. 197). Deze soort heeft een kalen, rolronden stengel, die onder de gewone bladen meest geene schubvormige draagt. Hij is ook weer rechtopstaand, en aan den top overgebogen. De bladen staan als bij de vorige soort, doch zijn eirond tot ellip- tisch, tot 1,5 dM lang, onbehaard, aan den voet vrij plotseling versmald, van boven groen, van onderen grijsgroen. De bloemen staan in 3-5-bloemige, hangende trossen in de bladoksels, op tot 2 cM lange, onbehaarde stelen. Het bloemdek is 12-15 mM lang, 2-4 niM breed, dus smaller dan bij de vorige soort. Het is trechtervormig verwijd (fig. 197), doch boven het vruchtbeginsel iets samen- getrokken. De toppen der ta


Size: 1382px × 1807px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants